Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel I. Tochten naar het Noorden 1652-1686
(1916)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend[Komst der Hessequa]Hadden in de eerste jaren van de Nederlandse vestiging de inboorlingenGa naar margenoot+ in de buurt van het Fort getracht om hen, die dieper het land in woonden en vee bezaten, van de ruilhandel met de Compagnie af te houden, op den duur bleek dit ondoenlik. In November 1661Ga naar voetnoot4) waren Oedasoa en Gonnomoa al bevreesd voor de komst der Hessequa, die volgens Sonqua-berichten aanstaande was. De Hessequa stonden onder een overste, die een familielid was van Sousoa, ‘opperconingh over de Chainouquas’,Ga naar voetnoot5) en Sousoa had de Hessequa veeruiling aan het Fort aanbevolen;Ga naar voetnoot6) en eind 1662 kwamen ze met veel mooi vee. Toen in 1663 Sousoa overleed, bleef de goede verstandhouding met zijn zoon.Ga naar voetnoot7) Herhaaldelik werden tochten gedaan naar Hottentotten, die met vee in de buurt lagen;Ga naar voetnoot8) zelfs de gemalin van de Kommandeur Cornelis van Quaelbergen en enkele andere dames gingen 20 Desember 1667 een eind het binnenland in, onder geleide van de Luitenant, en bij terugkomst bracht men 30 beesten en 117 schapen mee, die geruild waren bij de inboorlingen. Met enkele Hottentotten die zich op de voorgrond stelden, zoals indertijd Harry gedaan had (hij was in 1662 of 1663 overleden)Ga naar voetnoot9), kwam men ook op goede voet: KuiperGa naar voetnoot10) en Schacher,Ga naar voetnoot11) beide Caapmans.Ga naar voetnoot12) | |
[pagina 122]
| |
De reis van Korporaal Jeronimus Croese geeft weer veel nieuws. |
|