Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel I. Tochten naar het Noorden 1652-1686
(1916)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend[Voorbereiding van Pieter Everaert's landtocht]Ga naar margenoot+ Met de Namaqua was afgesproken, dat in het eerstvolgende gunstige jaargetijde, als ‘de wegen beginnen bequaem te worden,’ men elkaar zou ontmoeten ‘omtrent 60 a 70 mijlen van hier.’ Bij resolutie van 10 November 1661 droeg de Raad sergeant Pieter EveraertGa naar voetnoot2) op om als ‘opperhooft van de lantreysers’ naar de Namaqua te gaan. Hij was ‘hooft van de militie alhier,’ had zitting in de Raad gehad, zodat verwacht werd dat hij ‘alles na Compies maximen beeter als een minder sal betrachten ende eer soeken in te leggen.’ Van Meerhoff, die nu al tweemaal de tocht had gedaan, eens als tweede persoon en eens als leider zou nu weer als secunde meegaan. De ‘scribent Cornelis de Cretser’ zou het joernaal houden.Ga naar voetnoot3) De meegegeven ‘Memorie voor den sargeant Pieter Everaerts’Ga naar voetnoot4) bevat niets wat niet bij vorige tochten aan de ‘lantreysers’ was voorgehouden. Inmiddels bezocht Van Riebeeck met een gevolg van twintig ruiters de Saldanhars die onder Oedasoa en Gonnomoa in de buurt waren; ‘dese verthoninge van ruytermacht’ diende ‘expres opdat sijlieden, siende dat men soo schielijck daermede overal can wesen, te minder dencken mochten om eenigh quaet op onse lantreysers voor te nemen, maer ter contrarie deselve overal hulp ende accommodatie te bewijsen.’Ga naar voetnoot5) Hoe de Hottentotten elkaar vijandig waren bleek uit het verzoek van de overste van de Gorachouqua Choro- | |
[pagina 65]
| |
met genaamd,Ga naar voetnoot1) ‘dat men haer doch wilde beschermen voor de Cochoquas offte Saldanhars’ die hen herhaaldelik lastig vielen zodat ze vreesden ‘noch wel desen avont off morgen de clop op 't hooft te verwachten ende van alles berooft, mitsgaders met vrou ende kinderen tot knechten van den Saldanhar gehouden te worden.’Ga naar voetnoot2)
Zondagavond 12 Februarie 1662 kwam een soldaat van het wachthuis ‘Keert de Koe’ aan het Fort bericht brengen van de terugkeer van de reizigers; ze hoopten de volgende morgen vroeg bij de Kommandeur te zijn, ‘wierd derhalven een vlesch wijn ende wat eeten haer te gemoet gestuyrt om haer wat te ververssen.’ |
|