Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel I. Tochten naar het Noorden 1652-1686
(1916)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend[Pieter Cruythoff's landtocht]Pieter Cruythoff had als gezelschap een elftal liefhebbers.Ga naar voetnoot4) Weer wasGa naar margenoot+ een ‘Memorie’Ga naar voetnoot5) tot voorlichting meegegeven. De kans op slagen was groot ‘daer de jongste lantreysers de vuyren van de Namaquas door de Soaquas gewesen hebben gesien, welcke Soaquas Mr. Pieter Meerhoff meent dat correspondentie met dese Namaquas souden hebben.’ De Hottentot- | |
[pagina 46]
| |
ten Donckeman en Hans van NeurenburgGa naar voetnoot1) zouden als tolken meegaan. Van ‘de Slaghboom’ af moest op een kompas de koers afgepeild en genoteerd ‘hoeveel uyren, halve uyren, langer off corter telckens op de genomen cours gegaen sult hebben in forma als de stuyrluyden ter zee doen, om sulcx in een caert te cunnen stellen voor de Heeren Meesters in 't Vaderlandt.’ Op de avond na de dag van vertrek liet Van Meerhoff aan de Kommandeur onderstaand briefje zenden, een aardig voorbeeld van Hollands van vreemdelingen in Compagniesdienst. Aen mein Edellen Heer Jan van Riebeeck. Wie laten U edelheyt weten, dat wie sein Got loff omtrent de 6 meil van 't fort aff, wie U.E. weten dat ons ossen begenen heur wel te skichen, anders niet, dan wie bevelen sein Edelheyt met sein Eedelle frou ende kiender onder den Alderhoogsten bescherminge, den 31 January 1661. (was geteyckent) Pieter van Meerhoff.Ga naar voetnoot2)
Deze reis had sukses: het volk der ‘halve reusen’, de Namaqua, was gevonden! Als geschenk ‘van den coninck aen den Commandeur’ brachten de ‘lantreysers’ mee ‘een bockjen...'t eerste dat men hier te lande noghGa naar margenoot+ gesien heeft.’ De lotgevallen werden vermeld als volgt: |
|