Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel I. Tochten naar het Noorden 1652-1686
(1916)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend[Gabbema's tocht]Ga naar margenoot+ Op 19 Oktober 1657 was Gabbema's gezelschap vertrokken, 3 November was men weer thuis. 7 koeien, 3 kalveren en 41 schapen brachten de reizigers mee.Ga naar voetnoot4) Verkort bevat het journaal: | |||||||||
[pagina 29]
| |||||||||
[19 Okt.]Ga naar margenoot+ 's Avonds vertrokken, overnacht bij de ‘vrije borger’ Jan Reyniersz.Ga naar voetnoot1) | |||||||||
[20 Okt.]Ga naar margenoot+ Over Zoute en VerseRivier dwars over de vlakte tot de staart van de Luipaertsberg. | |||||||||
[21 Okt.]Ga naar margenoot+ In O.N.O. richting gegaan. Men vermoedde dat Caepmans vooruitreisden om de Saldanhars te waarschuwen. | |||||||||
[22 Okt.]Ga naar margenoot+ Richting N.O. ten O. en O.N.O., ‘ende quamen omtrent savonts te 4 uyren aen voorsz. revier, die bij ons genoempt wierd de groote berghreviere, alwaer ons terneder sloegen ende den nacht verbleven, passerende des middags de clooff, leggende tusschen den Diamandt- ende Peerlbergh ende aen d'ander sijde de Clapmusbergh.’Ga naar voetnoot2) | |||||||||
[23 Okt.]Ga naar margenoot+ Vis gevangen, ‘barmer’Ga naar voetnoot3) sijnde goet van smaeck, doch wat graetachtich, gelijck de hollantse snoeck.’ Sporen en mest van paarden werden opgemerkt.Ga naar voetnoot4) | |||||||||
[25 Okt.]Ga naar margenoot+ Een renoster loopt door de beesten heen, zonder schade te doen. Een mooie vallei bereikte men, die N.N.W. lag. 's Middags trokken ze W.Z.W. door een hoge kloof en zagen een Hottentooslager in de verte. ‘Verstonden dat dit het volckjen was, die de tabacq aen 't ronde bossjen gestoolen hadden.’Ga naar voetnoot5) Hottentots zouden de Saldanhars verzoeken met vee te komen. 's Nachts kwamen ‘dese tabacqdieven met een cleyn schaepjen aen ons craal.’ De volgende dagen werd gewacht op de komst der Saldanhars, die telkens was aangekondigd. Toen werden enigen van de ‘vrije luyden’ ongeduldig en vroegen ‘wat dat te pannekoecken had.’ Men zou de Saldanhars dan maar tegemoet trekken, terwijl twee Hollanders | |||||||||
[pagina 30]
| |||||||||
en twee Hottentotten naar het Fort zouden gaan met het reeds verkregen vee, ‘om geen beletop den wegh te causeeren.’ 's Avonds kwamen gewapende Tabakdieven hard aanlopen; gevreesd werd voor aanval; ze verzochten om hulp tegen twee leeuwen die bij hun kraal waren. Vier Hollanders gingen er ‘met haer snaphanen’ naar toe. De pakossen waren nog niet in staat goederen te dragen. Dus moest men toch blijven. 's Avonds kwamen de jagers terug: op een der leeuwen waren drie schoten gedaan, ‘doch evenwel (door de groote ruychte) haar ontsnapt.’ | |||||||||
[30 Okt.]Ga naar margenoot+ Drie Hollanders gaan met koper en tabak naar ‘de voorsz. negerij’. Een komt terug, met bericht ‘dat des capiteyns vrouw sieck geworden was ende daarom niet conden affcomen.’ | |||||||||
[31 Okt.]Ga naar margenoot+ De twee andere Hollanders brengen wat vee mee en het bericht dat de Saldanhars ‘niet van sin waren meer beesten te verhandelen.’ Saldanhars van de overzijde van de Grote BergrivierGa naar voetnoot1) wilden wel komen, maar de rivier was te vol. | |||||||||
[1 Nov.]Daar er dus hier niet meer vee te krijgen was, werd Ga naar margenoot+ de tocht aanvaard, koers N.W.; na 5 mijlen ‘de negerije’ bereikt, ‘die van weynich importantie bevonden, alsoo 21 soo groote als cleyne huysjes groot was. Wij ons op een cleyn heuveltje neder slaende, daer den capiteyn bij ons deden comen, hem affvragende, off niet eenige koebeesten souden cunnen crijgen, die tot antwoort gaff geen vee overich te hebben doch souden desen avondt d'opperste bijeen doen vergaderen ende haar alle vragen, off van sin waren noch yets te verruylen.’Ga naar voetnoot2). Als 10 koebeesten en 20 schapen konden verhandeld worden, zou de kapitein ‘tot een vereeringe .... een dicke stock coperdraet met wat tabacq’ ontvangen. | |||||||||
[2 Nov.]Ga naar margenoot+ De kapitein meldt dat slechts vier schapen ter ruiling konden worden aangeboden. De reizigers braken op, verwachtend dat dan de Saldanhars wel rundvee zouden brengen, ‘maar vonden ons in onse meeninge bedrogen.’ De terugtocht was dus begonnen. | |||||||||
[3 Nov.]Ga naar margenoot+ ‘Moy sonneschijn weer met een westelijcke windt, begaven ons op reys langs een reviere, die vol Hollants riet stondt, ende daeromme den naem van den Hollantse rietbeecq gegeven wierd. | |||||||||
[4 Nov.]Ga naar margenoot+ De beek werd gevolgd, ‘die met bochten is loopende omtrent 4 mijlen tot in de Clooff leggende 't fort Z.W. ten Z. van ons.’ | |||||||||
[5 Nov.]Ga naar margenoot+ Uit de kloof, voorbij de Zoutpannen, door de Verse Rivier en de Zoute Rivier trok men naar het fort, ‘daer wij halff achtermiddagh wel aenquamen met 7 koeyen, 3 kalven ende 41 schapen, neffens | |||||||||
[pagina 31]
| |||||||||
ons overige coopmanschappen, wesende 426 ℔ draet ende plaetcoper 16 ℔ tabacq ende 6 dosijn pijpen, soodat dit bestiael gecost heefft.... te weten:
Ende was geteyckent Abraham Gabbema. |
|