Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel I. Tochten naar het Noorden 1652-1686
(1916)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekend[Aardrijkskundige namen]In de onmiddellike omgeving van het Fort ‘de Goede Hoop’ kon menGa naar margenoot+ verschillende punten met name aanduiden: de Tafelbaai, de Tafelberg, die voor het eerst tijdens Van Riebeeck's bewind beklommen werd op 29 September 1652, ‘zijnde zeer moeyelijk om op en af te komen, en boven op vlak met weinig groente bewassen, omtrent zoo breed en drie maal zoo lang als den Dam tot Amsterdam, met eenige plasjes versch water’Ga naar voetnoot2); de Windberg, later meest DuivelsbergGa naar voetnoot3) genaamd, de Leeuwenberg, verdeeld in het Hoofd, de Rug, de Bil en de KnieGa naar voetnoot4); de KloofGa naar voetnoot5), tusschen Tafelberg en Leeuwenberg; de Verse RivierGa naar voetnoot6), waaraan het Fort lag; de Soute RivierGa naar voetnoot7), die in de Tafelbaai uitliep; de Soete RivierGa naar voetnoot8), ‘leggende omtrent 1½ mijl van hier bezijden den Tafelberg achter de Zoute Rivier,’ en de ZoutpanGa naar voetnoot9). Bij de tochten in de buurt van het Fort bleek ‘de zeekant overal seer bar ende clipachtig tegen 't geberghte, ende buyten wat van 't lant af vele | |
[pagina 12]
| |
verborgen en uyt 't water steeckende clippen, daer de zee seer afgrijsselijck overal over ende tegen aen storte, dan weynige ende seer cleyne hoeckies sant strant, hier en daer liggendeGa naar voetnoot1).’ Te water werden de eilanden en de kuststreken verkend: 24 September 1652 ging het jacht De Goede Hoop ‘na de baai van S. Helena en Saldanha, mitsgaders de eilanden daaromtrent gelegen, tot ontdekking van de kusten, enz. en principaallijk wat aldaer in handel of andersints tot profijt voor de Ed. Compagnie mogt te doen vallen’Ga naar voetnoot2). Men vreesde ook ‘dat de particuliere Portugeesche en Mosambieksche vaarders agter deze Tafelbaai ergens havens hebben, daar zich in de heen- en terugreize komen ververschenGa naar voetnoot3).’ Robbeneiland bezocht de Kommandeur zelf reeds op 1 Julie 1652, waarvandaan eieren van zwarte vogels, ‘duikers’ genaamd, en van penguins gehaald werden.Ga naar voetnoot4) Robben en zeemeeuwen waren er ook in groten getale. DasseneilandGa naar voetnoot5) verkende men en plaatste er ‘de teyckens van Comp.'s genomen bewint.’ Sint Helenabaai bleek ‘slechts een inham te wesen’,Ga naar voetnoot6) voor schepen heel ongunstig en gevaarlik gelegen. Een eilandje in de mond van de Saldanhabaai kreeg de naam Saldanha's Robbeneiland, op Van Riebeeck's last, waar Fransen plachten te komen om robben te slaan; ‘hutjens... van walvisribben ende robben vellen gemaeckt’ vonden de Nederlanders er bij hun komst.Ga naar voetnoot7) Al in het midden van 1653 dacht Van Riebeeck er over om op de Oostkust ‘de plaetsen om desen hoeck daer die van Mosambique haer gout handelen’ te doen onderzoeken, maar de uitvoering van het plan moest vooralsnog achterwege blijven.Ga naar voetnoot8) Verleidelik was het anders wel om schepen te zenden naar het goudland ‘also van veele gesustineert wordt die plaets 't rechte Ophir te wesen, daer Salomon 't gout had laten halen.’Ga naar voetnoot9) Toen in 1654 in het Fort hongersnood dreigde, zond de Kommandeur het galjot de Tulp naar Madagascar om er rijst te kopen. De ‘opperhooff- | |
[pagina 13]
| |
den’ kregen opdracht om de Oostkust te verkennenGa naar voetnoot1), maar bij terugkomst rapporteerden ze dat er de branding voor zulk een klein scheepje te sterk was, ‘in vougen nergens waren aen geweest als in de Mosselbay, daer oock door quaet weer wel 3 dagen verweert waren, ende geen inwoonders oft handel vernomen hadden; ende comende voor de bay van Os Medaos d'Ouro, hadden soo vehementen storm ontmoet, waerdoor sulcke harde stortingen tegen den wal liepen, dat niet hadden derven onderstaen die baey aen te doen, maer geresolveert, om schip ende goet te behouden, t'zee te steecken.’Ga naar voetnoot2) De Kommandeur had tot taak de Compagniesschepen, die op de uit- of thuisreis in de Tafelbaai kwamen, van groenten en vers vlees te voorzien. De Compagniestuin leverde de benodigde hoeveelheid gewassen, maar het verschaffen van vlees gaf heel wat hoofdbrekens. De horden inboorlingen, die met hun vee rondtrokken op zoek naar goede weiplaatsen, ruilden tegen tabak en koper hun mager vee, en in de eerste jaren van de vestiging was de veehandel nogal bevredigend.Ga naar voetnoot3) |
|