Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel I. Tochten naar het Noorden 1652-1686
(1916)–E.C. Godée Molsbergen– Auteursrecht onbekendHottentotten bij de TafelbaaiDe Hottentotten, die toentertijd in de buurt van de Tafelbaai kwamen,Ga naar margenoot+ waren eerstens het troepje ‘Strandlopers’, verarmde Hottentotten, Goringhaikona, onder hun hoofdman Autohoemao. Hij kende wat gebroken EngelsGa naar voetnoot4), daar Engelsen hem mee naar Bantam hadden genomenGa naar voetnoot5) en luisterde naar de naam Harry of King Harry. Enkele Hollandse woorden kende hij door omgang met de schipbreukelingen van de Nieuw-Haerlem, die ongeveer een jaar aan de Tafelbaai hadden gewoond in hun fort Sandenburgh, ten Noorden van de Zoute Rivier.Ga naar voetnoot6) De Goringhaikona waren het overblijfsel van een stam, die in gevechten met andere Hottentotten het vee had verloren, en nu leefde van schelpdieren, vis en aangespoelde walvissen. Waterman werden ze ook genoemd.Ga naar voetnoot7) Dan waren er de Goringhaiqua, door de Nederlanders Saldanhars of Kaapman genoemdGa naar voetnoot8), onder hun opperhoofd Gogosoa, die wegens zijn | |
[pagina 14]
| |
dikke, neerhangende buik ook wel de Dikke Kapitein heetteGa naar voetnoot1). Ze bezaten ruim tienduizend runderen en vetstaartschapen.Ga naar voetnoot2) Moeilikheden met Harry, die niet al te eerlik als tolk diende, waren niet uitgebleven; de veeruiling hield geheel opGa naar voetnoot3) en Van Riebeeck achtte het nodig naar de stammen in het binnenland ‘een partije van 7 man lieff hebbers’Ga naar margenoot+ te zenden, ‘sijnde op eygen aenbiedinge geprovideert, voor 3 weken uytgesonden te landewaert in, onder 't gesagh van den adelborst Jan WintervogelGa naar voetnoot4), gewesen capt.n van de Bresilianen in Brasil, daer hij dat landt tot aen de Z.zee deurwandelt ende mede helpen opvinden heeft de silverminen van Chiera, weshalven hem 't commando over de gemelte partije gegeven is, als sijnde een lustige bosloper.’ Wintervogel had opdracht om de inboorlingen over te halen om met vee naar het Fort te komen, en uit te zien naar waardevolle mineralen. De op 15 Maart 1655 vertrokken expeditie was 3 April weer terug, ‘hebbendeGa naar margenoot+ een persoon genaempt Jan de Vos, achtergelaten, die (van eenige bitter amandelen te veel gegeten) overleden was.’ Men was ‘omtrent 50 mijlenGa naar voetnoot5) (meest noortwaerts van hier) te landt in geweest.’ De reizigers rapporteerden dat ze ‘aldaer gevonden hadden seecker natie van seer cleyne stature ende arm van leven, heel wilt, sonder eenige huysjes, vee ofte yts ter werelt, gecleet wesende met vellekens als dese Hottentots endeGa naar margenoot+ mede bijna soo spreeckende.’ Hier heeft men de eerste ontmoeting van Nederlanders met Boesmans of Sonqua, ‘Visman genaemptGa naar voetnoot6), ende vij- | |
[pagina 15]
| |
anden van Waterman ende Saldanhaman wesende, sonder vee ..., welckeGa naar margenoot+ op d'onse met volle geweer waren aengecomen, maer niet g'attenteert, ende met geven van een tabackjen ende wat cralen wedersijts ongemolesteert vertrocken.’ Saldanhars waren aangetroffen in troepen van 15 à 16, ‘andre 20 à 30, met redelijck maer niet veele vee, ende seecker troup, omtrent 15 à 16 mijlen van hier, sterck ongeveer 70 à 80 mannen met ontallijcke veel beesten ende schapen, seer begerich na plaetcoper ende tabacq wesende.’ De grote troep ‘rechte Saldanhars’ was ‘gansch niet bedelachtich, maer ten eerste voor 't geen d'onse gaven datelijck weder gereet yts te geven ende seer genegen tot handel, bijsonderlijck tegen plaetcoper ende tabacq, daer hun meeste roepen na was’Ga naar voetnoot1). Lust om naar het Fort te komen hadden ze niet, wat jammer was; men had daar dan willen beproeven ‘off met deselve in alliantie coste getreden worden, alsoo wij aen de gemelte Herry's g'allieerde doch niet anders vinden als dat ons gansch niet soecken te verhandelen, maer aen alle canten slechts te bestelen, roven ende alle moetwil ende overlast de onse aen te doen die se maer cunnen off mogen’Ga naar voetnoot2). Mineralen vond Wintervogel niet. |
|