Alsoe ick in dezelve baeye beneffens sommighe anderen weesende 18 p. sterck wel 2 mijlen met de inwoonderenGa naar voetnoot2) int lant geweest ben, alwaer wij dezelve wel besaeghen ende hoorden spreecken. Sij sijn cleyn van parsoon, leelyck van gesichte, haer haer opt hooft staedt oft affgeschroyt waer van de zonne ende sien daeruyt eeven gelijck een dieff, die door het langhe hanghen verdroocht es, zij gaen gans naeckt, dan hebben een staert van een wilt cleyn gedierte voor haer schamelheyt, twelck door de staert seer weynich bedeckt es; daer beneffens hebben zij in plaetse een cleedt een wilde beest syn huydt om den hals hanghen, die van het smeeren wel sterck ruycken ende stinken, alwaer het haer noch op staedt, twelck het buytenste is, ende hanght haer omt lyff gelyck een mantel; in plaetse van schoenen hebben sy twee dobbele leer lappen, die zij onder haer voeten in
| |
plaetse van aen de teenen vastbinden. Sij hebben seer oolyck geweer, waervan ick een meede daer van daen gebrocht hebbe, synde het fatsoen van een spiets, synde een duym dick ende 8 ofte 9 voeten lang, sommige met een yseren spits ende sommighe niet. Belangende haer spraeck is eeven gelyck ofte men een deel Calcoense hanen hoorden raesen, eeven gelyk is oock haer spraecke, daer van gy weynich anders cont hooren als clocken ende flueyten. Oock souden sy well, naer dat men conde mercken yemant van ons luyden gegeten hebben, want sy weynich werk maekte om rauwe dermen te eeten, daer sy den dreck met eenen vingher maer een weynich uytgestreecken hadden, waerdoor wel stondt te vermoeden dat het menscheneeters moeten weesen. Sij hadden aldaer eenich gedroocht vleys om den hals hanghen, twelck soe sommighe schryven, dat het mannelykheyden souden weesen, waernaer het gheen quaede gelyckenisse hadde. Wat haere vrouwen ofte wooninghen aengaen ende haer superstitie en heeft niemant van ons luyden gesien, vermoedende dat ze verre int lant mosten woonen als wy luyden met haer geweest hadden. |
-
margenoot+
-
De eerste ontmoeting van Nederlanders en Hottentotten.
-
voetnoot1)
- Aguada de São Braz, de waterplaats van de H. Blasius. Vasco da Gama noemde de baai zo op zijn beroemde tocht: ‘e dia de Sancta Catharina chegáram onde se ora chama aguada de S. Braz.’ Da Asia, de João de Barros. Lisboa. 1778. Dec. i. Liv. iv. Cap. iii. p. 286. Nog heden noemt men de hoek bij de baai: Cape St. Blaize.
-
voetnoot2)
-
Dr. G. Mc Call Theal, History and Ethnography of Africa south of the Zambesi. London. 1907. Vol. i p. 5 geeft in korte opsomming deze beschrijving van Boesmans en Hottentotten:
‘Bushmen: frame dwarfish, colour yellowish brown, face triangular or foxlike in outline, eyes small and deeply sunk, root of nose low, and the whole organ extremely broad, jaws very protuberant, but upper part of face almost vertical, head dotted over with little knots of twisted hair not much larger than peppercorns, no beard whatever, ears without lobes, stomach protuberant, back exceedingly hollow, limbs slender, hands and feet diminutive, weapons bow and poisoned arrow; pursuits those of a hunter; government none but parental and leadership in war or the chase; habitations caverns or mats spread over slight frames made of branches of trees; domestic animal only the dog; demeanour that of perfect independence; language abounding in clicks and in deep guttural sounds.
Hottentots: frame slight but sometimes tall, better formed than Bushmen, but back hollow, head scantily covered with little tufts of short crisped hair, occasional marks of beard, cheeks hollow, nose flat, eyes far apart and often to appearance set obliquely, hands and feet small, colour yellow to olive; weapons assagai, knobkerie, bow and arrow, shield; pursuits pastoral and to a very limited extent metallurgic; government feeble; habitations slender frames of wood covered with reed mats; domestic animals ox, sheep and dog; demeanour inconstant, marked by levity; language abounding in clicks.’
Bij de komst der Nederlanders waren veel Hottentotten ten dele van Boesmans afstammend. De Boesmans waren geleidelik door de uit het Noorden langs de Westelike streken van Afrika komende Hottentotten verdrongen; in gevechten waarin Hottentotten overwinnaars bleven, doodden ze de Boesmans; hun vrouwen en meisjes werden in leven gelaten, waaruit dus kinderen geboren werden van gemengde afstamming. Hoe verder naar het Zuiden de Hottentotten kwamen, des te meer Boesmansbloed hun ras onzuiver maakte, wat zowel in uiterlik als in taal uitkwam.
De Nederlanders noemden èn Hottentotten èn Boesmans: Hottentotten.
|