De drie democratische richtingen
Wanneer in de laatste twee decennia van de vorige eeuw de kiesrechtsstrijd in alle hevigheid ontbrandt, krijgt de democratie haar grote kans. Nu niet meer als wetenschappelijk-theoretisch begrip, doch als practische strijdleuze voor hen, die uitbreiding van kiesrecht, zo niet algemeen kiesrecht, voorstaan, zien we haar in het dagelijks politieke leven naar voren komen. In deze tijd burgert ‘democratie’ hier voorgoed in.
Drie richtingen zijn het, die doordat ze de democratie in hun vaandel geschreven hebben, aan deze ontwikkeling hebben medegewerkt.
In de eerste plaats de linkervleugel van de liberale partij, waarvan een deel later uit de grote oude partij zal treden en ten slotte in 1901 de Vrijzinnig-Democratische Bond zal vormen.
In de tweede plaats de socialistische beweging, die eerst in de Sociaaldemokratische Bond en vooral na 1894 in de Sociaaldemokratische Arbeiderspartij democratie ook in de Nederlandse arbeidersklasse tot een vertrouwde klank heeft gemaakt.
In de derde plaats dat deel van de Protestants-Christelijke bevolkingsgroep, dat onder leiding van Kuyper zich voor kiesrechtsuitbreiding tot de ‘kleyne luyden’ uitsprak en zich niet ongaarne met de naam ‘Christen-democraat’ betitelde.
Elk dezer richtingen heeft zijn specifieke kenmerken, elk spruit, hoezeer in directe doelstelling ook grotendeels hetzelfde beogend als de andere democratische richtingen, uit geheel verschillende levens- en maatschappijbeschouwing voort.
Daarom dienen deze drie richtingen afzonderlijk besproken te worden. In de drie volgende hoofdstukken zal dit geschieden.
Tenslotte zal ik in een laatste hoofdstuk kort aandacht besteden aan de oorzaken, die er toe hebben geleid, dat bij de katholieken ‘democratie’ niet zo spoedig een leuze is geworden als bij de drie hierboven genoemde partijen.
Om drie redenen zal het hoofdstuk, waarin de liberale houding tegenover de ‘democratie’ wordt behandeld, aanzienlijk uitgebreider zijn dan de andere. - In de eerste plaats wegens de