Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen
(1686)–Hendrik Ghijsen– AuteursrechtvrijIX. Sondagh.26 Vrag. Wat gelooft gy met dese woorden: Ick geloove in Godt den Vader, den Almachtigen, Schepper des Hemels ende der aerden? Ant. Dat de eeuwige Vader onses Heeren Iesu Christi, die hemel ende aerde, met al datter in is, uyt niet geschapen heeft, die oock deselve noch door sijnen eeuwigen raet ende voorsienigheyt onderhoudt, ende regeert, om sijns Soons Christi wille, mijn Godt ende mijn Vader zy, op welcken ick alsoo vertrouwe, dat ick niet en twijffele, hy en sal my met aller noodtdruft des lijfs ende der zielen versorgen, ende oock al het quaet dat hy my in desen jammerdale toeschickt, my ten besten keeren: want hy sulcks doen kan, als een almachtigh Godt, ende oock doen wil, als een getrouwe Vader. | |
X. Sondagh.27 Vrag. Wat verstaet gy door de Voorsienigheyt Godts? Ant. De almachtige ende alom tegenwoordige kracht Godts, door welcke hy hemel ende aerde, mitsgaders alle creaturen gelijck als met sijner hant noch onderhoudt, ende alsoo regeert, dat loof ende gras, regen ende drooghte, vruchtbare ende onvruchtbare jaren, spijse, ende dranck, gesontheyt ende kranckheyt, rijckdom ende armoede, ende alle dingen, niet by gevalle, maer van sijner vaderlicker hant ons toekomen. 28 Vrag. Waer toe dient ons dat wy weten, dat Godt alles geschapen heeft, ende noch door sijne voorsienigheyt onderhoudet? Ant. Dat wy in alle tegenspoet geduldigh, in voorspoet danckbaer zijn mogen, ende in allen dat ons noch toekomen kan, een goet toeversicht hebben op onsen getrouwen Godt ende Vader, dat ons geen creature van sijner liefde scheyden sal, aengesien dat alle creaturen alsoo in sijner hant zijn, datse tegen sijnen wille, hen noch roeren noch beweegen konnen.
|
|