Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen(1686)–Hendrik Ghijsen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den Cxxv Psalm. DIe op den Heere vast betrouwen, En zullen niet vergaan Maar seeker blijven staan, Als Zions berg, met sijn gebouwen, Die eeuwig blijft, wiens vaste gronden Nooit wank'len konden. 2 Gelijk Ierusalem beslooten Rondom met bergen leit; Zo is, in eeuwigheid, De Heer rondom sijn gunstgenooten; En zal sijn volk, tot allen tijden, Voor 't quaad bevrijden. 3 Den Scepter doch der goddeloosheid Zal op der vroomen lot Niet rusten tot haar spot; Op dat d' oprechte niet tot boosheid, Als [Folio Aa4v] [fol. Aa4v] 't heil te lange zou vertrekken, Hun hand uit-strekken. 4 Heer doet hen wel, door uwen seegen, Die zijn oprecht, en goed; Maar 't boose volk verdoet, Met die sich neigt tot kromme weegen; En laat uw Israël, in vreeden, Uw weg betreeden. Vorige Volgende