Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen(1686)–Hendrik Ghijsen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den Cxxiij Psalm. IK heff tot u, die in den heemel sit, Mijn oogen op, en bid: Gelijk een knecht siet op de hand sijns Heeren, Als hy wat wil begeeren: Als maagden, die de hand van haare vrouwen Gedienstelijk aanschouwen; Zo slaan wy 't oog op onsen Heer, tot hy Ook ons genaadig zy. 2 Zijt ons genaadig, neem tot ons uw keer, Zijt ons genaadig, Heer; Want laas, wy zijn al veel te sat van woorden, Die wy van smaaders hoorden: Ia onse ziel is sat der spot van deesen, Die, in hun weeld'rig weesen, Hoovaardig zijn, en welkers trots gedacht, d' Ootmoedigen veracht. Vorige Volgende