Den hoonig-raat der psalm-dichten ofte Davids psalmen met d'andere lof-sangen(1686)–Hendrik Ghijsen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den Cxxj. Psalm. IK heff mijn oogen opwaard heen, Na uwen berg, daar al Mijn hulp van koomen zal. Mijn hulp is van den Heer alleen, Die heemel zee en aarde Gemaakt heeft, en bewaarde. 2 Hy zal niet lijden dat uw voet Ooit wankelbaar verschiet; Uw wachter sluimert niet. Siet, hy, die Israël behoed, Nooit sluim'ren zal noch slaapen, In 't gaa-slaan sijner schaapen 3 De Heer behoed u waar gy zijt, En blijft, tot uw bestand, Aan uwe rechterhand; De Heer om-schaaduwt u altijd, Dat Son, noch Maan, hun straalen. [Folio Aa3r] [fol. Aa3r] Doen quets'lik op u daalen 4 De Heer zal u van alle quaad Bewaaren, en voor al Uw ziele, voor den val. Het zy gy uit, of inwaards gaat, De Heer bewaart uw treeden, Van nu in eeuwigheden. Vorige Volgende