Poëzie en proza
(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 320]
| |
Hemelzangaant.5Alle zang die in de kerk gezongen wordt en is daarom geen kerkzang, gelijk 6al die in de kerk spreken daarom ook nog geen predikanten en zijn. 7Uit dier oorzaken ware 't beter gave men den waren kerkzang eenen 8anderen naam, eenen naam waaraan iedereen hem wel verkennen kon. 9Gingen of voeren onze voorouders uit om te beden of te bidden, zoo 10hieten zij hunne vaart, hunnen gang eene beêvaart, eenen beêgang. 11En, aangezien de zang dien men in de kerk pleegt maar en dient om de 12geloovigen te helpen te samen God loven, danken, smeeken en bidden, zoo 13verdiende hij wel beêzang, bidzang of bedezang geheeten te worden. 14Maar ik hebbe in Jan Rusbroec's werken, die Prior was te Groenendale 15bij Brussel, nog een schooner woord gevonden, en een bekwamer om de 16eigenheid van den kerkzang zijnen gepasten naam te geven. 17Hemelzang heet Jan Rusbroec 't gene wij nu kerkzang plegen te noe-18men. 19En inderdaad, een zingend gebed of een biddend gezang, dat is hemel-20zang, of ik en versta geen vlaamsch meer! 21Hemelzang is een pogen van den mensch om, op de aarde, met Gods 22hulp, te zingen en te bidden gelijk men in den hemel bidden en zingen zou. 23‘Uw wille geschiede op de aarde als in den hemel!’ 24Hemelzang is de zang dien de heilige Kerk, op de aarde, van 's hemels-25wege, ja, van Godswege, heeft ingericht en goedgekeurd. 26Hemelzang is die zang des gebeds, dat biddend zingen, dat den hemel 27open doet, clavis est coeli, 't is de hemelsleuter, gelijk het sint-Augustinus 28verstaat. 29Is 't geen hemelzang als de priester de woorden des hemels uitgalmt, 30zingende, gelijk de Engelen te Bethlehem: Gloria in excelsis Deo? - Eere zij 31God in den hemel! 32Is 't geen hemelzang als de priester zingt: Sursum corda - Hooge hemel-33waarts uwe herten! - en dat al het volk eenpariglijk antwoordt: Habemus 34ad Dominum - Onze herten zijn al ten hemel opwaart? 35Dat is een schoon woord van Heer Jan Rusbroec, al is 't een oud! En, 36wilden 't de Vlamingen die vlaamsch schrijven of drukken aanveerden, het 37zou, na zes honderd jaar vergeten geweest te zijn, weêr ter tale en ter sprake 38komen, dunkt mij. 39Ach hemelzang! 40Ware 't al hemelzang, dat er in de kerk gezongen wordt! 41De ketters hebben willen den bijbel in het vlaamsch zetten, elk naar zijn | |
[pagina 321]
| |
1gedacht en naar zijn eigen goeddunken; en sedert dien en is er geene dwaling 2noch geene dwaasheid meer te vinden, of de ketters hebben ze in hunne bij-3bels gelezen. 4Zoo leeren ze, maar zij dolen. 5De ketters hebben 't gene de Kerk in het latijn bewaart en in het 6vlaamsch eenpariglijk en met éénen zin aan het volk uitlegt, willen zelve 7handhaven, elk zelve en naar zijnen zin verstaan, elk zelve en naar zijnen zin 8vertalen, zingen en preken. 9Zooveel hoofden, zooveel zinnen. 10Zooveel zinnen, zooveel (verschillige) zang! 11De Kerk heeft de ketters haar huis ontzeid, en ze zijn elders gaan zingen, 12leeren, preken en dolen, met al hun rampzalig mengelmoes. 13En, in die tijden, daar is eene groote stoornis gekomen zoo in het lezen 14en in het leeren van den bijbel, zoo in het zingen van den ouden kerkelijk-15latijnschen hemelzang. 16Uit vreeze van kettersch bedrog heeft men voortaan alle vertaalde bij-17bels geschuwd en daar gelaten, vragende aan de onfaalbare Moeder zelve 18hare leering, het verstand en het merg des bijbels, in den christelijken cate-19chismus; uit vreeze van valsch-ketterende noten en van wanluidenden 20onklank, uit vreeze dat in de Kerk zelve een kettersche mond mochte open 21gaan en 't waar geloove tegenzingen, heeft het christen en geloovig volk 22voor eenigen tijd gezwegen. 23Eilaas! en met te zwijgen zijn de oude zangwijzen allengskens bij velen 24vergeten gerocht; de opkomende jonkheden, die den ouden hemelzang nooit 25gehoord en hadden, hebben beginnen te peizen dat hij misschien ongelijk 26had, sint-Augustinus, als hij schreef: 28Qui bene cantat bis orat. 30Dat is: ‘Die wel en betamelijk zingt in de kerk, bidt tweemaal;’ en men heeft 31het gouden snaartuig aan de boomen gehangen en men heeft gezwegen. 32En nog zwijgen sommigen. Ja, en als de Kerk eenparige stemmen 33vraagt, durven zij hunne naast knielende en zingende geburen vermanen, 34zeggende: ‘Zwijgt, ik en kan niet bidden!’ 35 36Qui bene cantat bis orat! 38***
40Hij die klaar en duidelijk wist en zeggen kon wat zang is, zou zooveel te 41beter verstaan en zeggen kunnen wat men bediedt als men zegt hemelzang. | |
[pagina 322]
| |
1De ziele verneemt den zang door het gehoor, gelijk zij het licht verneemt 2door het gezicht, enz. 3Maar, al dat de ziele verneemt door het gehoor, dat en is daarom nog 4geen zang. 5Ik hoor de wagens over de straat rijden, ik hoor den hagel op de ruiten 6slaan, ik hoore een klamp stoelen omverre vallen in de kerk: dat is geraas en 7gerucht, maar 't en is noch klank noch zang. 8De klokke bongt, bomt, klopt en luidt, maar zij en zingt niet. 9De belle schelt en klinkt, maar zij en zingt niet. 10Klokken en bellen geven klank, geluid, gebommel; ze tribbelen, ze ram-11melen en ze beiaarden, aangenaam genoeg en op kunstige maten, maar zij 12en zingen nooit. 13Beiaards, orgels, enz. spelen. 14De redelooze schepselen en zingen zelfs niet, al hebben zij stemmen; ze 15beurelen, ze bassen, ze meeuwen en ze neien, ze tierelieren en ze tureluten, 16maar zij en zingen niet. 17Hadde de koekoek eene ontletbare mondstemme, eene menschen-18stemme, of stemde een redelijk mensch, met zijne doelmatige keel- en 19mondtale, den koekoek na, dat zou gezang zijn, allereenvoudigst gezang, 20maar toch gezang. 21Als de mensch twee of meer kunstmatige hoogende of leegende stem-22men voortbrengt, hij zingt. 23Als ge uit den torre hoort: ‘Het - brandt - in - de - Doornijk - 24strate - e!’ dat is roepen. Daar en is geen kunstmatig hoogen of leegen bij. 25
26‘Al rijpe en rond,
27al rijpe en rond,
28nen dikken voor e heel pond.’
30zoo men dat te Kortrijk pleegt te hooren, dat hoogt en leegt, volgens zekere 31kunstmatige zangveerdigheden van den zingenden kriekenventer; men 32hoort het geerne en men wordt bekoord om het, inwendig of anderszins, na 33te zingen; men onthoudt het jaren lang; hoorde men het te Parijs, men 34peisde op Kortrijk... enz. Waarom? Omdat het zang is. 35De zanger gebruikt dan de eigenschap die zijne stemme heeft van te 36kunnen klimmen en dalen, op zekere afstanden van hoogte of leegte, om te 37zingen. 38Alle stemme nogtans die hoogt of leegt en is geen zangstemme, verre zij 39van daar. 40Schenkt eene pinte bier uit eene flesch, de stemme van die flesch zal 41regelmatig (maar niet kunstmatig) leegen; giet water in een pinteglas en | |
[pagina 323]
| |
1slaat het op den boord, hoe hooger het water klimt hoe hooger de stemme 2van het aangetinkeld bierglas zal stijgen. 3Eh wel: noch het leegen van die fleschentale, noch het hoogen van den 4pintenklank en is zangstemme, ofschoon ze regelmatig hoogen en leegen 5doet. 6't Moet een kunstmatig hoogen en leegen bij zijn, of 't en is geen zang. 7De stemafstanden bij het hoogen en het leegen van de stemme moeten 8met eene zekere mate gepegeld en gemeten zijn, en die mate moet eene 9kunstmate zijn: met zulk eene mate meten, dat kan de mensch alleen, de 10mensch alleen is kunstnaar. 11De zang, (de hemelzang zoowel als die zang die geen hemelzang, maar 12wereldzang en is), is dus eene afdeelinge, een lid van de kunsten die de 13mensch kan, eene van de menschelijke kunstveerdigheden waarin hij, bij 14opvolgend en kunstmatig hoogen en leegen zijner stemme, den inwendigen 15toestand zijner ziel tracht verneembaar te maken. 16Wonderlijke begaafdheid, prachtige tale der zielen die, zonder woorden 17zelfs, en stemme zijnde alleen, verstaanbaren zin draagt, tot in het diepste en 18het alderbinnenste van den luisterenden mensch! 19Zonder woorden zelfs en zonder gesprokene tale, zegge ik, heeft de 20zang zijn bestaan, en de heilige Kerk levert daar voorbeelden van, in hare 21godsdienstige plechtigheden. 22's Zondags, onder andere, tusschen den hymnus en den voorzang, of de 23antiphona van Magnificat, zingt men, eerst met woorden: Dirigatur Domine 24oratio mea-a...! 25Daarna, als in eene verrukking, die geene genoegzame woorden meer 26vinden en kan: 27A-a-a-a-a-a-a-a-ah! 28Het zelfste verschijnsel heeft plaats op het einde van den Te Deum. En 29dat heet de heilige Kerk eene ontboezeming, eene ontlasting, een pneuma, in 30het grieksch. 31En dat er menschen te vinden zijn die nooit hunne zangbegaafdheid te 32werke en stellen! 33't Is jammer! 34Ook de heilige Kerke, die echte vriendinne en meesteresse des mensch-35doms, verschaft aan jong en oud, aan kleen en groot, aan edel en onedel de 36gelegentheid om, zonder veel inspanning of kosten van geleerdheid, den 37hoogsten zang te oefenen en te plegen dien men denken kan, en zij zegt tot 38hare kinderen: ‘Zingt hemelzang!’ 40Qui bene cantat bis orat! |
|