Poëzie en proza
(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 296]
| |
Taleaant.5Niets is zoo verzettend als iemand, met der oore, bespieden, die niet anders 6spreken en kan als zijne eigene natuurlijke tale, de ongedwongen vrucht van 7zijne spraakbegaafdheid. Geleerden hebben van over lang daarin vermaak 8gevonden, 't is gelijk voor welke geleerde tale; ze hebben 't eene bij 't andere 9vergeleken dat zij bemerkt hadden, en regels of wetten daarvan gemaakt, 10hermaakt en verbeterd, om, met die regels, een die de tale niet machtig en is 11taalveerdig te maken. Of dit mogelijk zij zou ik durven in twijfel trekken. 12Wat, bij voorbeeld, de Latijnsche taal moet geweest zijn, in heur geheele, 13't schepsel Gods, zoo 't God gewild en zoo 't bestaan heeft, en kunnen wij 14zeker niet meer wijs worden, met al de boeken en de geleerdheid van de 15wereld. Immers de tale en vangt men niet, de tale vliet, lijk de ziele, in een 16levend lichaam, ontrefbaar; zij bewoont en beweegt de woorden met iets 17dat van den Schepper is; de talen sterven, in den waren en vollen zin des 18woords, en 't Latijn is eene doodgestorven tale. Zoo en is het niet met ons 19eigen Vlaamsch: wij leven en wij spreken eene levende tale. Velen zijnder 20onder ons, 't is waar, die van jongs af geleerd hebben hunne Flandricismes 21achterlaten, anders gezeid, hun Vlaamsch ontleeren en dood doen, om eene 22andere sprake, bij regel en oefening, aan te leeren, naderhand, wanneer die 23Vlaamsch te spreken hebben, anders en doen zij niet als vertalen, in de 24plaatse van uit hunne eigene taalveerdigheid te spreken. Geleerden bijzon-25derlijk zijn in dit geval, en velen, die in den omgang met de menschen nooit 26een woord Vlaamsch en spreken, staan nochthans bekend als kundig in der 27tale, als Vlamingen, of, met een onvlaamsch woord gezeid als Flamingan-28ten. De gemeene manier van leeren, te weten bij ondervinding en beschou-29wing van 't gene dat is, liever als bij aanname van 't gene dat gezeid wordt 30dat het is, komt allengskens ook toegepast te worden op de taalbetrach-31tende studie. Men ondervraagt van langs om meer de tale zelve, liever als 32naar overgeleverde wetten te luisteren, die tot nu toe meer uit het Latijn of 33andere talen gehaald waren als uit de tale zoo zij uit de bronne vloeit, het 34herte en de mond des volks. Hier en daar een kan zijn spreken ontleerd en 35verbasterd hebben, maar 't gene verbasterd is houdt geen streke, zet niet 36voort: men vindt het echte weder, zoo men zoeken wil, en daar is 't dat zij 37naartoe willen die 't volk die tale trachten af te luisteren die het alle dagen 38spreekt. |
|