Poëzie en proza
(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 287]
| |
Tot de studenten van 't kleen seminarie te Rousselaereaant.5 6Is er, naar oud gebruik, eene opdracht noodig en eene voorreden aan deze 7mijne Vlaamsche Dichtoefeningen, zoo is 't bij rechte naar u dat ik mij wen-8den moet, beminde en dierbare Leerlingen; voor u, naast God, zijn ze ge-9maakt en uitgegeven, aan u ook, naast Hem, ben ik ze bij dezen opdra-10gende. 11Oefeningen zijn het en pogingen, onvoldoende genoeg, 't is waar, maar 12toch goed van meeninge en oprecht van inzicht, om het aanschouwen van 13natuurlijke, zedelijke en christelijke schoonheid, dat uwe en mijne ziele 14voorenzweeft, zoo getrouw als 't zijn kan, in onze tale en mondsprake, af te 15schetsen en te verbeelden. 16Pogingen zijn het om ons vlaamsch vooren te staan en te doen gelden, 17als meêgerechtigd om deel te maken van de tale des grooten Dietschspre-18kenden Vaderlands, tale waarvan de woordenschat nog niet verzameld en 19is, waarvan de spraakwetten alledage nauwkeuriger uitgezocht ende ge-20boekt worden. 21Pogingen om u, studeerende Jonkheid, dichterlijke en altijd beminne-22lijke jeugd en jongelingschap van Vlanderen, tot gelijkdanige, ja treffender 23krachtinspanning aan te sperken en te bewegen; immers rondom ons wordt 24het van langst om wijder en grooter; gedachten, menschen en zaken vliegen, 25met de snelheid van den bliksem, over end weder, 't roert alles en 't waagt 26dat er is: zoo behooren wij dan ook sterker hand te slaan en gesloten te hou-27den aan al wat er nog vlaamsch is: aan vlaamsche taal, aan vlaamsche 28zeden, aan vlaamschen, dat is katholijken Godsdienst en Christene God-29vruchtigheid. 30Wij weten 't wel, anderen verstaan het zoo niet, en, terwijl zij de Moe-31dertale voorenstaan, zoeken zij de Religie der Vaderen leed te doen, zoo dit 32niet eerder hun eigen zelven leed en schande bereiden is; ja, zij hangen er een 33vlaamsch tapijt vooren waar zij zitten werken, in 't donker, de valsche mun-34tenaars! Vlaamsch is het aanzichte wel dat gij op uwe munte slaat, vlaamsch 35luidt het opschrift, maar vlaamsch en is het herte niet, noch vlaamsch het 36binnenste: 't is valsche munte die gij slaat, en die, volgens oud gebruik, met 37'nen nagel aan den toog moet: | |
[pagina 288]
| |
Slaet al wat Kwaepenninck is,
Slaet Kwaepenninck aen den disch;
Dat, van Brugghe tot in Ghent,
Heer Kwaepenninck stae bekent
5[regelnummer]
Als dat hij Kwaepenninck is:
Slaet Kwaepenninck aen den disch!
8Alzoo luidt het lied, en vlaamsche munte, wil zij deugen, moet gangbaar zijn 9tot Roomen toe. 10Eindelijk, pogingen zijn het, om, al waar 't maar een ijzeren, toch éénen 11schakel te meer aan de keten te doen van zoo veel treffelijke en christelijke 12taaloefenaars, die eertijds, hier in Westvlanderen, zoo wel als in andere stre-13ken waar men Dietsch hoort, eene vrije, ongeborgde en onverwrongene taal 14spraken en schreven. 15Hope in tusschentijd, beminde en dierbare Leerlingen, dat gij lieden 16ook wel uw deel zult doen en uwen kant keeren: want 't is er onder u, zoo 17God hun het leven geeft en zijn heilige gratie, die gouden schakels misschien 18aan de keten zullen toevoegen, als zij komen te verstaan hoe katholijk, hoe 19recht, hoe zeedbaar en hoe dichterlijk ons Vlanderen nog is, en hoe schoon, 20hoe schoon zijn tale, ja, In Vlanderen blinkt de Hemel blauw,
gelijk op alle stranden;
in Vlanderen straalt de morgendauw,
25[regelnummer]
gelijk in andere landen.
In Vlanderen slaat de beek heur lied,
al zwemt er geen Naiaden;
30[regelnummer]
en zuutjes ruischt de wind in 't riet,
ofschoon we Eool versmaden.
De Maan bij ons is geen Godin,
35[regelnummer]
maar 't beeld der zuivere Maged,
de Moeder van de zoete Min,
wier 't vlaamsche hert behaget.
40[regelnummer]
Lijk elders riekt de roos hier goed,
hier klinkt der vogelen tale,
| |
[pagina 289]
| |
en Philomele zingt er zoet,
al heet zij Nachtegale.
5[regelnummer]
De jonge wiedster galmt heur lied,
van 's morgens vroeg aan 't polken,
en ze antwoordt dien ze niet en ziet:
den leeuwerke in de wolken.
10[regelnummer]
Den Vlaming, onder 't dak van strooi,
en valt geen wijn te drinken,
toch ziet hij, rond zijn veugelkooi
zijn rijpe druiven blinken.
15[regelnummer]
En haalt men uit die druive alhier
geen wijn, voor valsche Goden,
in Vlanderen pinkelt 't vlaamsche bier,
20[regelnummer]
uit edel zaad gezoden.
Het bietje brengt, uit veld en wee,
den honing in de buiken,
25[regelnummer]
en de olie, 't zeem, het was, de mee:
't groeit in onz' koolzastruiken.
o Landeken! o zijt maar kleen:
30[regelnummer]
niet meerder zou 'k u geren;
en 'k zie u - zulk en is er géén -
en 'k zie u toch zoo geren!
Mijn Vlanderen! dat en moogt gij, noch
35[regelnummer]
en zult gij nooit veranderen,
onleugenachtig heet gij nog:
‘het Katholike Vlanderen!’
40[regelnummer]
En nievers, in géén ander land,
hoe vruchtbaar 't moge wezen,
| |
[pagina 290]
| |
kan jesus, in zijn blinkend hand,
meer Hemelblomkes lezen.
5[regelnummer]
o Landeke! ja zijt maar kleen;
niet grooter zou 'k u geren;
en 'k zie u - en 't en is maar één -
en 'k zie u toch zoo geren!
10[regelnummer]
Mijn Vlanderen spreekt een eigen taal;
God gaf elk land de zijne,
en, laat ze rijk zijn, laat ze kaal:
ze is vlaamsch, en ze is de mijne!
15[regelnummer]
Ze is vlaamsch, en die zijn vlaamsch veracht,
de taal van dien verdwijne,
verdwijn' hem, met de sprekenskracht:
20[regelnummer]
ze is vlaamsch, en ze is de mijne!
Staat op dan! 't Vrije vlaamsche lied!
geen valsche dichtpatroonen,
25[regelnummer]
geen vreemde, oneigen klanken: niet
als Christen-Vlaamsche toonen!
28Voor aleer deze voorreden te sluiten moet ik, met onzen ouden Maerlant, 29‘den Vader Vlaamscher Dichtren al te gader’ verschooninge vragen over 30die weinige plaatsen waar mijn schrijf-of spelgebruik van dit van andere 31zou kunnen verschillend zijn: Ende omdat ic Vlaminc ben,
met goeder herte biddic hen
35[regelnummer]
die dit Dietsche sullen lesen,
dat si mijns genadich wesen;
ende lese sire in somich woort,
dat in haer land es ongehoortGa naar voetnoot(1)
40 | |
[pagina 291]
| |
1zoo gelieven zij om uitleg en verantwoordinge de woordenlijst te rade te 2gaan.
4Rousselaere, in 't Kleen Seminarie, op o.h. Hemelvaart, a.d. 1858.
6G.G. |
|