Poëzie en proza
(2002)–Guido Gezelle– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 132]
| |
[Slaapt gij nog, gedaagde kruinen]aant.Slaapt gij nog, gedaagde kruinen
van de onzochte doorentuinen;
slaapt gij nog, en weet gij niet
dat de ontwekte zonne u ziet?
Dat alreê de dagen langen
zichtbaar, en de stralen strangen
van de lente? Ontwekt, welaan,
doornen, en wilt wakker staan!
Onlangs nog, met sneeuw doorschoten,
hebt gij, naast uw' stamgenoten,
weken lang den tijd verbeid,
vaste in uwe onroerbaarheid.
Tijd is 't om den dag te groeten:
't Oosten blinkt, en wakker moeten
al die zonne- en zomerglans
schuldig zijn hun' liefde, thans.
Doorentuin dan, botten open;
los, uw' dichte looverknopen;
los, uw zilveren reukallaam;
los, uw sneeuwwit blommenkraam!
Ei, 't en baat niet, dat robijnen
naalden deur de toppen schijnen
heen te bersten, hier en daar,
van uw doornig streuvelhaar!
Ei, 't en baat niet dat uw' leden,
zwellende van vruchtbaarheden,
drinken 't zog der aarde, en bloot
laten heuren moederschoot!
|
|