Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende ...Aan den lindeboom o! Wat schoon-, wat bolgekruinden lindeboom van verre ik staan zie, blinkende in den morgendoom! Heel is hij gewelkerd al, en duizendvoud van verwen, langzaam afgesleten guldengoud. Dag en schijnt er op, noch noensche zonneglans: 't is vochtig en de hemelkomme is duister gansch. Doch, ik zie mij, zonnewijs in 't nedergaan, die najaarsche, ei, die bolgekruinde linde staan. [pagina 698] [p. 698] Ringsom rijzen hooge en groote, zwart en zwaar getakte boomen, naast die lieve linde daar. Diepe schaduw schieten ze en een donkergroen gewelf zij om het wezen van die linde doen. Weest gegroet mij, nauwlijks uit den morgendoom erkenbaar Lieve-Vrouwken, aan den lindeboom! Sente, 29-10-'98 Vorige Volgende