Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Getijden Verna. Lente zal 't, eer lang na dezen, eeuwig, eeuwig lente wezen, blijve ik, Priester Gods gewijd, U getrouw, die eeuwig zijt. Aestiva. Maakt alom, te zomertijde, 't zonneken de menschen blijde, hoe zal 't, zonne Gods, mij gaan, als ik eens vóór U zal staan? Autumnalis. Boomen, die geen ooft en schenken, zal 't gegloei der helle krenken: God, verleent mij daaglijks, dan, werk en eens den loon ervan! Hiemalis. Koude, sneeuw- en hagelvlagen, looft den Heer, die, alle dagen, hoe 't geweld der winden drijft, waakt in mij en wakker blijft. (In 't getijdenboek van Caesar Gezelle) Cinxen, 1898 Vorige Volgende