Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 539] [p. 539] Ego vigilabo De zonne is weg, en 't daglicht heengevaren; het duistert al, de dood heeft de overhand gewonnen over ons, die eer zoo luide waren aan 't leven, heden, vrij en onvermand. De zonne is weg, die liên en land verblijdt, en 't vlugge volk van 's hemels harpenaren. Ze zwijgen al nu, tonge- en taalberoofden; ze treuren: 't zonnelicht is uitgedaan; en, daar ze henen zijn, en bergen hunne hoofden, en hoore ik stemme meer, noch asem gaan: de dikke duisternissen staan daar, vast en verre nu, die zang en zonne doofden. Doch, binnen mij, zoo leeft er licht en sprake; doch, binnen mij, zoo hoort en spreekt er Een, dien duisternissen, dag, noch dood, noch ander'zake belet en doen: omving mij staal en steen, die binnenkomt bij mij, alleen, en zegt, of ook hij vonde in slape mij: ‘Ik wake.’ 15-9'94. Vorige Volgende