Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 536] [p. 536] De avondzonne Bijkans beet de zonne in 't westen, die, vroegmorgens opgestaan, mij, en u en al, ten besten, heeft heur daaglijksch werk gedaan. Goeden hielp zij vreedzaam leven, dwazen, die heur licht onteerd wilden, laat zij, rein gebleven, 't bleuzend aanschijn toegekeerd. Zoo voldoet zij, alle dagen, heuren dienst, volstandig in 't voeren van den hemelwagen, sedert 's werelds aanbegin. Eens zal zonne en al verslinden 't endelvier: die vijand van God nu is, hoe zal hij vinden vriendlijkheid en vrede dan? Raakt de zon de roode kusten van den oost, o mensche, 'n zij 't niet om, morgen, ongebluschten vonk te zien van haat en nijd! Maar, u, mij en al, ten besten, moge, in vreden opgestaan, nooit op vijands veete, in 't westen, de avondzonne slapen gaan! 16-4-'95. Vorige Volgende