Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 529] [p. 529] Schoone nacht Wolken, 't zijn ... lijk sperreboomen, uitgespreid, alhier aldaar, staan, ten oosten heen, de zoomen vol, van 's menschen woonsteê. 't Jaar wendt te zomerwaard zijn' schreden, nacht aan 't worden is 't, en heden helder was 't een dag, voorwaar. Tusschen 't sperreboomsch geveder, 't donkerzwarte, zie 'k het zwerk duisterblauw nog, her end weder, ieder' stonde minder sterk: ieder' stonde, en, dóór den donker, scherper wordt het scherp geflonker van één' sterre, in 't wolkgevlerk. 'k Zieder twee, drie, vier vijf, zesse, die, elkander nagespoed, tusschen hier en daar een' stresse, gaandeweg, mijne ooge ontmoet in de wolken; die maar droomen meer en zijn van sperreboomen: nacht en donker is 't voor goed. O Alleen nu zichtbaar schoone woonsteê, van geen' menschen, neen maar van God, die in den throone Zijner hoogheid heerscht alleen: schoone nacht, die 't menschdom duistert, die van God en sterren fluistert ... zoeter zicht en zag ik - geen! 19-4-'95. Vorige Volgende