Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 512] [p. 512] Wit en zwart Hoe helder, zwart op wit, die koe gemazeld is, en weet ik hoe te malen noch te melden: ik zie ze, varings heengevoerd, en 't groene veld voorbijgesnoerd, te schielijk en te zelden. Zoo wit is ze als de snee, die, versch gevallen over 't wintergers, te blinken ligt; met vlekken, die, zwart alzoo de rave, of wel nog zwarter, in heur sneeuwwit vel gemingelmangeld, blekken. Daar staat ze mij nu mooi, en malsch, te grondewaard den schoonen hals gebogen ... en, verdwenen, zoo drage ik, verre weg, eensgangs, heur' witte en zwarte schoonheid, langs de ratelende schenen. Sint Niklaas, 20-8-'96. Kortrijk, 9-9-'96. Vorige Volgende