Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 466] [p. 466] Brand! Of branden doen de huizen daar, ofwel mijne oogen dwalen! - Roept menschen bij, 't is brandgevaar en ... Water, water halen! Waar zit hij weêr, die klokkeman des duivels? Luien, luien, zoo moest hij, of de weêrga van den drommel moest hem bruien ten torren uit! Als 't effen is, dan klopt hij! - Helpen, helpen, gij mannen daar! Beseffenis! Vat aan! Wij zullen 't stelpen! - 't Doet immer voort: bij vensters vol, zie 'k vlagen vlammen vliegen, en loopen langs de daken, dol! ... Ach, kinders in de wiegen, ach, moeders, vrouwen ...! Haast u! Daar! Die leêre!- Meer als honderd aanschouwen mij. - ‘Waar is het? Waar?’ zoo vragen ze, elk verwonderd. - Ach, 't zonnewiel in 't westen zinkt, dat, heel den dag, aan 't pronken, onzichtbaar zat; en 't westen blinkt vol scherpe hemelvonken, die wederslaan, in ruite en glas, hun bliksemende stralen, en 't brandt, alsof't een schavier was, ofwel ... Mijne oogen dwalen! 2-9-1896 Vorige Volgende