Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 447] [p. 447] De avondtrompe Heur' trompe steekt de koe: ze is moe van neerstig om te knagen; van lange, in 't jeugdig grasgewas, den zwaren eur te dragen; den zwaren eur, die, molkenvol, albij den grond genaakt; die zwaait, die heur den tred belet, en 't lichaam lastig maakt. Ze steekt de trompe en tuit, om uit den meersch te mogen komen, ter melksteê; om, ontlaan, voortaan heur zog te zijn ontnomen; heur zuivel, dat zoo zoet, zoo goed, zoo zuiver is; en dat, voor alle lieden, ate en bate, en drinkbaarheid bevat. De trompe steekt de koe, daartoe verwekt, alzoo de menschen, die, tegen avond, lam en stram gewrocht, de ruste wenschen. De mensch is moe, de koe is moe, en iedereen betracht, na 's zomers zware werk, onsterk, de zegenvolle nacht. 2-10-1896. Vorige Volgende