Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 441] [p. 441] Zommer Als de appels bloeien, - de schoone maand! - en 't gers, aan 't groeien, de wegen baant, de zoele winden zie 'k geren gaan en blommen vinden, die openstaan. Als, uit aan 't stroomen, half bloed, half melk, zijn de appelboomen, zoo een, zoo elk; als weeke zijde de takken blomt, dan ben ik blijde: de zommer komt! Als alle lieden, die gaan en staan, ‘goendag!’ mij bieden en spreken aan, dan snoere en binde ik mijn' kommernis: dan ondervinde ik dat 't zommer is! 7-1-1897. Vorige Volgende