Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 395] [p. 395] ...Den ouden brevier Als zorgen mijn herte verslinden, als moedheid van 's werelds getier; dan zoeke ik weêrom den beminden, dan grijpe ik den ouden brevier. o Schat ongevalschter gebeden, brevier, daar, in 't korte geboekt, Gods woord, en Gods wonderlijkheden, nooit een ongevonden en zoekt! o 't Werk van gezetelde Pausen, wat zegge ik, Gods eigen beworp; o sterkte, en, als 't lijden doet flauw zijn, onsterfelijk lavend geslorp! o Weldaad wellustiger koelheid, o schaduwomschietende troost, als 't vier, en de onmachtige zwoelheid, gestookt door den vijand, mij roost ... Dan zuchte ... dan zitte ik alleene; dan biede ik den booze: ‘Van hier!’ dan buige en dan bidde ik, en weene ... dan grijpe ik den ouden brevier! 23-10-1894. Vorige Volgende