Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 363] [p. 363] Ware beke O stille beke, en stemmelooze, den dichteren onbekende, die 't gewentel van uw' lijze en looze losbandigheid daarhenengiet, 'k en hoore u niet, ofschoon de bazen geweldig van uw rellen razen: u, ware beke, en hoore ik niet. Ik zie u, vol ten boorde, varen alhier, aldaar, in 't leege land; 't zij ginder verre, alwaar uw' baren de zonne lekt en diamant, 't zij hier, beneên mij, neêrgekropen, en doet gij, beke, uw' mond niet open: geen stemme en stoort u, bekenkant. Gij rept u voort, wijdommegaande voor stake en steen, die u den gang beletten zou, en, tegenstaande, u klappen doen, een stonde lang. 't Believe u, dat ik waarheid spreke: zijn, snelle beke en stille beke, uw' voeten vast, uw' tonge is krank! 6-1-1897. Vorige Volgende