Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 356] [p. 356] De tijd Weêrstaat er wel iemand, of iets, buiten U, den terd van den tijd onbetembaar? Is 't hier of is 't elders, is 't morgen, is 't nu: wie weet, en wie maakt het mij kenbaar? Geen steenen, geen staven, geen ijzer, geen staal en kunnen den tijd in den band doen. Die eeuwig alleene zijt, zult het metaal den tijd om den hals, met uw' hand, doen. Dan staan zal hij stille, gebonden, geboeid; zijn zeisen geroofd en zijn tijdglas; voor eeuwig uit alles gebannen, geroeid, daar eerst het gebied van den tijd was. 24-1-1897. Vorige Volgende