Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [o Goede God, in welke talen] o Goede God, in welke talen bestaat er woord- of teekenvond, die al Uw' goedheid zal verhalen, en maken heel de wereld kond! 'k En asem niet, noch zal ik spreken, zoo Gij mij aêm en tale onthoudt; mijn' tonge faalt, mijne oogen breken; en, mist mijn herte U, 't is ijskoud. Gij helpt in al dat ik bedrijve; Gij helpt mij waken, staan en gaan; Gij helpt mij, weêr ik leze of schrijve; of late, moe, mijn penne staan. Zelfs, zal mijn' hand, mijn' tonge U grammen, - 'k en ondervinde 't nimmermeer! - noch hand noch tonge zult Gij strammen, noch daadlijk straffen mij, o Heer! [pagina 318] [p. 318] o Goede God, en immer beter, en hadde ik, - wee is mij geschied, mij onbedachten Godvergeter, - U, goeden God, vergeten niet! o Al te kleene en korte stonden, dat ik U, eer mijn' stervensdag, te laat gezocht, te laat gevonden, U, goeden God, beminnen mag! 1890-93(?). Vorige Volgende