| |
[Wanneer het lichaam rust geniet]
Wanneer het lichaam rust geniet
de geest dan over 't stof gebiedt,
en kan de vlerken strekken
tot verre boven 't dagelijksch doen
der menschen die, om 't lijf te voên,
hun schamel brood berekken.
De zondagruste is Gods gebod,
van als Hij 't nederig menschenlot
ontwierp en schiep op de aarde;
van als Hij echt- en huisgezin,
oorije en stam tot volkeren, in
Zijn goedheid, samenpaarde.
De zondagruste, o heilzaam iet,
voor die wat el in 't leven ziet
voor die, geschapen, 's Scheppers eer
niet achtloos en met avekeer
zijn hert voorbij laat schieten.
Het hert wilt op, en weêr daarheen,
te Hemwaard, die het schiep voorheên;
ten Geest, die, onbedwingbaar,
't heelal bedwingt, 't heelal beroert,
't heelal tot zijn' bestemming voert,
langs paden ondoordringbaar.
| |
| |
Hebt's dank, die ze ons gegeven hebt,
die rust, die ons den geest herschept,
en doet uw beeld gelijken,
eeniederen keer dat van uw Woord
een vonksken, in ons hert geboord,
komt onze ziel verrijken.
Verstonden ze al zoo gij 't verstaat,
Eerweerde, in woord, in werk, in daad,
vol deugden en vol dagen;
die jaren reeds dat rustend werk,
Gods leeringe in Gods heilige Kerk,
Docete! Daar is 't groot gebod,
dat, uitgegaan vooreerst van God,
de school kwam in te stellen,
dien zondag, als het Cinxenvier
Gods lof, in talen allertier,
de Apostels deed vertellen.
Eerwaarde Priester, duidlijk is
die eerste school de beeltenis
van 't geen, gespaard tot heden,
in 't nederig volk dat licht bewaart,
dat uit den Hemel brandde op de aard,
in 't kerkelijk oud verleden.
Nog huiden zijn daar vrome liên,
die opwaards naar uw voorbeeld zien,
en 't woord des Heeren vatten;
het woord dat zegt: ‘De wetendheid
des Heeren, in de schaal geleid,
weegt meer als alle schatten.’
| |
| |
Zij steunen op uw' stevigheid,
en 't woord, door U hun voorgeleid,
verkonden zij den lammeren
van Petri schaapstal, onverpoosd:
de wijsheid en den waren troost
in Adams zonde en jammeren.
Sterkmoedig dan ter baan! Volherdt,
Apostelen, rond ons Vaders hert,
en op ons Vaders schreden;
in liefdebanden meer als een',
en door geen' vijand af te schee'n;
sterkmoedig voortgetreden!
De Meester wacht ons allen af,
waar geen gevaar, geen dood, geen graf
en is; waar, zonder palen,
één' blijdschap al den tijd en vlijt,
die gij voor Hem bestedend zijt,
Hoogedele prijs! Hoe groot zal dan
de pracht zijn en de weerde van
de kroon die Gij zult spannen,
Gij, die aan 't hoofd des legers staat,
en, strijdend, als geleider gaat
Voorwaar, geen' schijn, geen' schaduw heeft
de blijdschap die u thans omgeeft,
den tijd van weinige uren,
bij 't geen dat, uwe werken al
verdienden loon betalend, zal
voor eeuwig blijven duren.
| |
| |
Wij wenschen dan, - en make God
onz' woorden waarheid! - ach, blijft, tot
zoo Gij met ons, zoo wij met U,
gezond, en vrij en blij als nu,
den edelen arbeid dragen!
(Voor Z.E.H. Kan. Th. Arents de Beerteghem)
|
|