Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 212]
| |
Vijf maal vijftien jaar is 't leden
dat, uit Sint-Denijschen grond,
vrucht van vele en goe gebeden,
't eerste Kloosterhuis ontstond.
't Waren dappere liefdeherten,
vrome zielen na Gods zin;
die, tot zalf aan alle smerten,
traden eerst het Klooster in.
Ouderlooze kinders waren
de eerste blom van hunnen hof;
menige andere, jong in jaren,
leerden zij des Heeren lof.
Arme lieden, vol ellenden,
leden Christi altemaal,
kwam Gods zegen hun te zenden
en zij vonden blij onthaal.
't Huis verrijkte in eere en deugden,
ieder jaar bracht nieuwen oogst;
ieder jaar bracht nieuwe vreugden,
nieuwe kinders, nieuwen troost.
En de booze vijand mochte
strijden, vol van haat en nijd:
hij en kreeg niet wat hij zochte,
in den school- en zielenstrijd.
Dappere vrouwenherten stonden
hem te weer en wrochten voort,
waar zij nood of armoe vonden,
schier een volle eeuwe, ongestoord.
| |
[pagina 213]
| |
Zege, zege, laat ons zingen,
zingen dat het gallem geeft:
want de God van alle dingen
ons zoo lang geholpen heeft!
Oogst 1890
|
|