Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [Eerweerdig hoofd, dat denken doet] Marcke, 1885. Eerweerdig hoofd, dat denken doet aan voor- en nageslachten van christenen, van kunstenaars, van edele kunstgedachten! Hoe diere en zijt ge ons allen niet, die uwen geest verstonden, en die, met hand en herte en moed, hetgeen gij leert verkonden! Hoe dierbaar zijt gij, moerpilaar van heel een' tempelbouwte, die storten zou, stondt gij daar niet en steundet de edele voute! Blijft staan dan, en laat groeien ons, geborgen in uw' grootheid; versterkt, verheft, bericht, beleert, belommert onze blootheid. En zeker komt de dag wel eens, - hij daagt al, blijde en gulden, - dat 't menschdom U betalen zal zijne onbetaalde schulden. [pagina 217] [p. 217] Dat 't menschdom U zal kennen als van Godswege aangewezen, om edel-, blijd- en meerder mensch het menschdom doen te wezen! Der kunsten werk en doel is dat, des kunstnaars edele baken: daar hopen wij, met U, naast U, door U gesteund, te raken. o Kunstnaar, God almachtig, werkt dat wonder, dat wij vragen vóór U geknield en hem in de oog dien we in ons herte dragen. Gebenedijdt al 't geen hem kan verblijden en versterken, zijne edele vrouw, zijn kinderen en de kinderen zijner werken! (Voor Baron J. de Bethune) 23-6-1885 Vorige Volgende