Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [Aanveerdt, o Bruiloftmaagd, zoo rijke aan hemeldeugden] Aanveerdt, o Bruiloftmaagd, zoo rijke aan hemeldeugden, deez' blommen, die ik blij vergaard hebbe en geplukt, alwaar zij 't aardsche dal met eere en pracht verheugden. Uw' maagdenkroone, eilaas, en is 't mij niet gelukt, met dezen fraaien tooi, in schoonheid te evenaren, ofschoon ik neerstig al dat schoone is ging vergaren. Aanveerdt ze, al eventwel en leeft gij langer toch als deze blommen, die, geslensd na weinige uren, vergaan: blijft bloeien, Gij, blijft bloeiende eeuwig duren! En, wilde er nievers niets meer bloeien, bloeit gij nog, om met een blomke of twee, uw' rijken krans ontnomen, de naakte krankheid van ons werk ter hulp te komen! Dan hopen wij met U, doch ver van U, gekroond, te bloeien eens, daar God dat goed is eeuwig loont! 1889(?) Vorige Volgende