Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [o Ouderenpaar, van God gezegend] o Ouderenpaar, van God gezegend hoe blijdt het uwe kinderen zes vandage, dat 't hier wenschen regent en veel geluks elk biedende es, ook onzen wensch daarbij te voegen, en nu de dankbaarheid te gaêr te spreken, die wij biddend droegen, zoo menig lang en lastig jaar. [pagina 200] [p. 200] Gij zijt gezond, God dank, gebleven, ofschoon gij, af en moe gewrocht, hebt zeldens u verlof gegeven, of welverdiende rust gezocht. Gij zijt gezond van lijve en leden, gezond van herte en zin en al, en niemand die uw' bezigheden, die uw bedrijf u afdoen zal. Gij zijt gelukkig in u zelven, en in uw' kinderen al voldaan, die, lijk gedekte koorenschelven, gelukkig ook, rondom u staan. Wat wilt gij meer, gelukkige ouderen? Ach, al dat rijkdom, eere en faam zou kunnen leggen op uw' schouderen is u te loonen onbekwaam. 't Is God alleen die u kan loonen, 't is God alleen, die weet waarmeê Hij zooveel deugd eens zal bekroonen, in Zijn beloofde hemelsteê. Dat doe Hij dan, o Moeder, Vader, dat geve u God, en loone u daar, met uw' zes kinderen, al tegader, van God gezegend ouderenpaar! 1883(?) Vorige Volgende