Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] [De nachtegalen klinken] De nachtegalen klinken, en 't licht doet overal de bladerholten blinken, tienduizend in 't getal. De verschgekruinde boomen, ze staan al in den Mei, te dampen en te doomen, zoo geurig en zoo vei. o Zoele Mei, waaromme en lijdt gij maar zoo lang? Hoe blijft uw blad, uw' blomme zoo korten tijd in zwang? Zoo gij, zoo is ons leven, hoe lang het zij van duur, het staat alzoo geschreven, een maand, een dag, een uur. Een uurke, en zonder zorgen, ach, ware 't mij, o God, gelijk den Meidagmorgen, vol zuiver zielgenot! Doch neen, daar valt te vechten, geen' vrede, geen verbei, tot dat het, wapenknechten, eens eeuwig worde Mei! 15-5-1888 Vorige Volgende