Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] ['s Avonds zie 'k de sterren geren] 's Avonds zie 'k de sterren geren, die daar zitten, hooge en fijn, als ik, moe van 't lastig weren onder 's arbeids leed en pijn, eenen oogslag naar omhooge buiten 's werelds enden sla, en mij eens den hemel tooge nog, aleer ik slapen ga. Al de lieden rusten neerstig; hier en daar nog een die tiert, en de blijdschap van het geerstig hommelzap te late viert. Duister is 't alom en doovig, niet en zegt mij de aarde meer: nu is 't dat ik mij geloovig opwaards naar den hemel keer. Vaart mij wel dan, slaapt in vreden, g' hebt mij lang genoeg geplaagd, wereld, met uw' lastigheden: neen, ge 'n zult, eer 't morgen daagt, mij geen' banden meer doen dragen; vrij eens wilt het herte mijn rijdend op den hemelwagen, rustend in de sterren zijn! 1890(?) Vorige Volgende