Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] [De zonne rijst] De zonne rijst, 't gaan balken lichts dwers door den choor; ze malen op wand en vloer Gods heiligen, in roô, blauwe en peersche stralen. Hoe heerlijk is de kerke nu, en weerd het huis te wezen van Hem, die als de bronne wordt van liefde en licht geprezen! Van Hem die zon en mane miek, die kruid en loof liet groeien; van Hem, dien wij, vol schoonheid, in elk blommeken zien bloeien. Verrukkend is 't, den wierookwalm, in 't morgenvier der vensteren, te volgen, op zijn' hemelbaan, doorlaaid van duizend gensteren! Daar huivert, on- weerstaanbaar, iets in 's menschen merg en midden, dat hemelwaards de ziele haalt, dat knielen doet en bidden! 31-1-1889 Vorige Volgende