Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 644] [p. 644] Drie-Koningenlied Weest welkom, aan den Hemel daar, o lang verbeide sterre klaar, bewijs van Gods bermhertig wezen, na zooveel duizend jaar! Neen, volkeren, nooit voordezen, en zaagt gij schoonder licht gerezen! Weest welkom, aan den Hemel daar, o lang verbeide sterre klaar: 't was diep en donker al verdwenen, nu wordt het licht, voorwaar, nu is er hoop verschenen: de duistere nacht vaart spoedig henen! Weest welkom, troostend nachtgezicht, o lang verbeide hemellicht, den weg wijst ons der blijde steden, waar God geboren ligt, en wacht naar onz' gebeden: Hij, spijts al onze onweerdigheden! Zoo menig nacht en dag vervloog, en eindlijk, staande hemelhoog, blijft ge ons den verren gang bepalen, gij prachtig lichtvertoog, en strooit uw' gulden stralen op Bethlehems' geruste dalen. [pagina 645] [p. 645] Dit zal wezen, 't land van Dezen, dien gij, sterre, wijst van verre! Gij staat stille waar Gods wille wijst de stede van den vrede! Laat ons allen, neêrgevallen voor Gods voeten, Hem begroeten! Knielend vatten onze schatten en des Heeren lof vermeêren! Verre boven alles loven, luide en machtig, hooge en krachtig, immermeer, God den Heer! 1889 Vorige Volgende