Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 623] [p. 623] Niepoort Te Niepoort, in het westquartier, daar woont een man van elf maal vier, een man van peis en vreden, de pastor van der steden; zijn peter hiet hem Augustijn, dat, in 't latijn, bediedt: vol trefflijkheden. Hij was eerst kind, zoo elk ende een, want, eer hij groot wierd, was hij kleen; hij las in groote boeken van eer z' hem kosten broeken; 't en was zulk geen, 't zij welken kant van Vlanderland, gij zulk een wildet zoeken. En als hij eindlijk, met fatsoen, zijne eerste broek wist aan te doen, ja, naarsde driemaal zeven, in zijn studentenleven, liet hij van top hem en tot teen in 't zwarte kleên; hij belde en zei: ‘Dag Seven!’ ‘Dag Seven,’ - seminarieknecht, - ‘hoe ga 't met u?’ - Zei Seven: ‘Slecht!’ ‘'t Ga wel met mij,’ zei Stijntje. 'k Geloove 't, ons cosijntje, 't was vriend bij elk ende een en g'acht, - en kijkt, het lacht, - 't was President zijn vriendtje. [pagina 624] [p. 624] Zoo, 't kroop allichte in 't paradijs van 't seminaries onderwijs; 't en was zijn leven coaster, maar seffens kerkpilaster; Sint Jacobs bloeit wel nog zoo klaar, omdat het daar eens stond als onderpaster. Maar, niet te doen, de Brugsche stad, al is 't dat vrouw Decandt daar zat, en kost hem niet doen blijven; en, om 't in 't kort te schrijven, te Niepoort het, gezond en frisch, nu pastor is, en 't trekt daar veel meer schijven. En beter pastor ken ik geen te Niepoort, want 't en is maar een; maar, was er vijf-en-twintig, 't en was geen een zoo fijntig, zoo rap, zoo snel, zoo milde en goed, van hand en voet, en altijd welgezindtig. o Niepoort, rijkbedeelde stad, ik wensche ik u proficiat; proficiat, Heer Paster, met Niepoorts oud cadaster; doet altijd lijk Sint Augustijn, drinkt goeden wijn, en staat des veel te vaster. (Tafellied voor Pastor A. Vandenberghe) April 1863 Vorige Volgende