Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 543] [p. 543] Athalie Eerste choor De gansche wereld weet Zijne almachtige wegen, en aanbeden van elk moet Hij worden voortaan, Hij, die, van eeuwen her, het menschdom met den zegen van Zijne liefde heeft overlaan. Geen machtig onrecht zal 't vermogen te hopen dat Gods volk, verbasterd of bedrogen, zou zijnen Heere en God verraan; neen, neen! die 't zeggen durft hij heeft gelogen. 't Is Hij die 't blomgewas doet bloeiend blaken, Hij geeft de groeite aan gaarde en gouw, en laat eenieder schepsel smaken de maat die hem bekomt van zonnelicht en dauw. Ontloken ligt het veld, vol rijkdom en sieraden; de dageraad verschijnt, hij komt de wereld baden met 't lekend licht dat zijne hand ontsluit; maar 't woord van Zijne alwijze raden, Gods woord vaart alle licht en rijkdom ver vooruit. o Kruin van Sinaï, ontwekt in uw' gedachten dien heugelijken tijd dat God op u verscheen, en, tredend op uw rookend steen, verborgen in een wolk, met Moyses wierd gemeen, hem toogende eenen straal van Zijne glorieprachten. Waarom dit vier, die wolken en dat licht? Waarom 't geweld van Gods verbliksemenden schicht, die trompen en die donderen? Of, kwamen zij ontkeeren het bestaan van al dat wierd, en moet voortaan de wereldbodem weer ten onderen? [pagina 544] [p. 544] Neen! God kwam aan Zijn volk verkondigen de macht van Zijn gestelden wil; Hij kwam de volkeren leeren uit al hun hert- en zielenkracht beminnen Hem, hun God, aanbidden en vereeren. o Wet, o wil, o liefde teer, o echte goedheid, al verwinnend, waarom zou ik, eilaas! U niet beminnend, ontzeggen 't geen Gij zelf gegeven hebt, o Heer! Hij lichtte 't jok dat onze vaderen dwang, Hij gaf hun spijze in de woestijn. Hij gaf hun drank; Zijn woord is onze wet, Zijn leven is ons leven; is 't nog te veel dat wij Hem liefde om liefde geven? Hij leidd' hen door de zee, op watervrijen voet; Hij schonk hun uit der rotse een verschen watervloed; Zijn woord is onze wet, Zijn leven is ons leven; is 't nog te veel dat wij Hem liefde om liefde geven? Gij, die de vreeze jaagt, ondankbare, en die slaven, vrijwillig slaven zijt, waar zoekt of vindt gij meer? Is u 't beminnen gansch ontworden, en wat gaven begeert gij nog van God den Heer? Een knecht ontziet den staf die hem doet beven; een kind bemint den oorsprong van zijn leven, zijne ouderen, - en den Heer, die alles u voorziet, welhoe, bemint g'Hem niet? October 1879 Vorige Volgende