Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 541] [p. 541] Gewijde klok o Avond- noen- en morgenmate, ik vrij mij op uw' klank verlate, gewijde klok! Uw hert is van metaal gegoten, toch blijft het voor geen mensch gesloten, gewijde klok! Gij hangt zoo hooge, ik ga zoo leege, och helpt de menschen, kranke en veege, gewijde klok! En dat uw klank in 't ronde vliege, zij lief of leed aan sponde en wiege, gewijde klok! Den akker end' het veld verwekke, en al dat hoort tot welzijn strekke, gewijde klok! Gij zegt aan elk het lang verleden, de mede- en wederspoedigheden, gewijde klok! Gij troost mij op den dag van huiden, en zult wel eens mijn uitvaart luiden, gewijde klok! Nog zult gij waken lang na dezen, en ongeboornen beeklank wezen, gewijde klok! [pagina 542] [p. 542] Dan zal mijn taal geen mensch meer hooren: maar God zal ze eeuwig toebehooren, gewijde klok! o 'k Wou dat, om mijn ziel te laven, zij ook dan een gebed mij gaven, gewijde klok, gewijde klok! (Naar het Hoogduitsch van K. Enslin) 1879(?) Vorige Volgende