Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 450] [p. 450] Priester Aan N.N. Daar gaat een mensch en wandelt op der aarde, van stof is hij, lijk anderen, gemaakt; lijk andren heeft de moeder die hem baarde met Adams schuld en erfzond hem geraakt; daar is een mensch, gansch mensch en toch verheven ver boven al dat 't menschdom toebehoort, wiens hand de macht die God heeft is gegeven, wien Christus zelf gehoorzaamt op zijn woord. Daar woont een God, aanbidlijk, op der aarde, uit God is Hij geboren, niet gemaakt; 't was eene maagd, de Moeder die Hem baarde, nooit heeft Hem schuld noch erfzonde aangeraakt; daar woont een God, die, God zijnde en verheven ver boven al, Hem zelven niet behoort, maar aan den mensch Hem zelven heeft gegeven, die zit en zwijgt, al wez' Hij zelve 'et Woord. Daar gaat een ... wat? Een Priester op der aarde, geboren mensch weleer, en God gemaakt; 't is Christi Bruid die mensch hem Priester baarde en Adams schuld verdwijnt, als hij die raakt: dat zijt ge, o Vriend, in 't priesterschap verheven, ver boven U en 't gene U toebehoort; Gods macht is U en op God zelf gegeven, Gij spreekt, en 't geen gij zegt het is Gods woord. December 1877 Vorige Volgende