Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 438] [p. 438] O vriend wat schaadt of baat het ons o Vriend, wat schaadt of baat het ons der menschen lof- en laakgegons, die kleederdracht, die spreekmanier, die raad en daad bespotten hier, van vreemden, die zoo snel voorbijen weggaan; of, wat konnen zij? Wij voeren immers vreemde taal en andere zeden altemaal als zij, die, langs de wereldbaan, hun eigen blijden wandel gaan. Wat schilt het ons? - Wij varen voort, en nauwelijks is hun vloek gehoord, of hooger ende verder dan ooit spotters tale reeken kan, daar staan wij! o Wat raakt het en wat schilt het mij, die priester ben, dat ongedierte, redenloos, het voetspoor te bekruipen koos, en nijdig te bezeeveren, die 't voorbijgaan van mijn stap hun liet! Vooruit, en niet eens omgezien, wat dat men durve of niet, of wien ik mij zie mede- of tegenstaan, van hun die 'k al heb welgedaan! Vooruit! Mijn liefde, werk en zweet, het leven dat ik om hen sleet ten schuldbrieve op hun hert geleid, weegt meer als hunne ondankbaarheid! (Aan Gustaf Verriest) 2 Februari 1859 Vorige Volgende