Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 436] [p. 436] Zoo menig blomme Zoo menig blomme zag ik, och zoo menig blomme ontluiken, die zeide, wimpelend in de locht: ‘Gij zult mijn vrucht gebruiken, wanneer ik, moede en mat gebloeid, van 't zonnedrinken dronken, eens mannelijk herte en vroomheid voel waar eerst mijn bladtjes blonken.’ Zoo menig blomme aanhoorde ik en zoo menig blom beloofde 't, en 'k steunde op hare woorden, en, ik, arme dwaas, geloofde 't. Al licht, terwijl ze blom mocht zijn en blij aan 't lustig leven, vergat ze die belofte mijn en wou geen vruchten geven! Betrouwde wat de wind heur zei, betrouwde op al de winden, die speelden en die zongen, ei, en ‘zéker’ heur beminden! Betrouwde 't, als het water loech en zoetjes zei: ‘De spiegel en is voor u niet blank genoeg, mijn blanke blomgewiegel!’ Betrouwde 't, als hij rond heur kwam gewipt, de zwanke vlinder, die zwinkelend op en neder klam en zocht heur hert te vinden. [pagina 437] [p. 437] o Blom, betrouwt de winden niet, hun zang, hun zachte vleugelen, hun streelen zult ge vinden niet als lust en list en leugenen! o Blom, betrouwt geen water ... neen, 't en speelt ... 't en zoekt uw beeld niet: het speelt ... en 't zoekt u zelve alleen; o blomke, blomke, 'n speelt niet. Geen vlinderen geeft uw herte, want, van over lange jaren, en deên zij niet in 't blommenland als bittere wormen baren. o Blomkes, maar den Hovenier, die weet van blom en planten, laat doen en denken, nochte een zier en wilt hem tegenkanten. Wanneer Hij bitteren alsem breekt in 't water des besproeiens, en altijd even zoet niet spreekt en somtijds valt aan 't snoeien, u bindt en rond een stoksken nijpt, en strekt en leedt uw leden, gevoegt u, of gij 't niet begrijpt: Hij heeft en weet zijn reden. Dan zult gij, naar zijn wijs beschik, beloofde vruchten dragen, dan hebt gij noch van vlinderstrik noch wormenstraal te klagen. Dan bloeit en blinkt gij blank en blij, zoo lang gij blom zult wezen, en niet dat u te wachten zij als vrede en vreugd nadezen. Maart 1859(?) Vorige Volgende