Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 400] [p. 400] En durft gij mij En durft gij mij van dichten spreken, die nimmer zijt in staat twee reken te rijmen dat het gaat! Het dichten is van God gegeven, maar niet aan elk ende een in 't leven; de kunste is niet gemeen. Laat bloeien al die roos mag wezen, spruit helder, zijt gij bron; maar dezen die ton zijn blijven ton! De miere en zal geen peerd heur wenschen, de krieke geen radijs; de menschen alleen zijn niet zoo wijs. Zoo, elk ende een het zijn! Soldaten het buskruid, zoo 't behoort, gelaten, en Dichteren het woord! 1877 Vorige Volgende