Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 399] [p. 399] Hoort Hoort hoe die twee waterleikes, vluchtig vlietende onder 't gers, over zand en over keikes nooit van loopen 'n zijn te wers: hobbel-dobbel-drets- en drevelend, krinkele winkele weg, al krevelen, nu alhier en dan aldaar, loopen ze... ai 'k en weet nie' waar. Nauwlijks eerst een duimke diepe, nieuw geboren onder 't zand, worden z'haast een zelver striepken half zoo breed als heel mijn hand: rimpel-dimpel-donkel-dansend, uit ende in malkaar gekranseld, nu alhier en dan aldaar, loopen ze... ai 'k en weet nie' waar. 1858-1877(?) Vorige Volgende