Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 374] [p. 374] O dichtergeest o Dichtergeest, van wat al banden hebt gij mij, armen knecht, verlost, en, uit uw' handen, wat heeft uw' dierste gunst mij weinig werks gekost! Gij Godlijk wezen doet mij leven waar menig andre sterven zou, en ongegeven is nog de groote gift waarom 'k u derven wou. Gij zijt genezing, en de wonden, de diepe, o wondre, toen gij, teer, die hebt gevonden, getint en toegetast, zijn gave en zonder zeer. Hoe menig werf, hoe duizend malen hebt Gij, o Geest, mij dit gezeid: maar hoe verhalen? 'ik gevoel 't, en zuchte, eilaas, naar uw' welsprekendheid! 26 Juli 1877 Vorige Volgende