Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 344] [p. 344] CLXVII Eerw. pater L. Marques 12 Aug. 1892 Wie zal den Africaanschen leeuw bedaren, die ruischt en zoekt wien hij verslinden zal? Wie telt ze, die daarheen om God gevaren, te vroeg eilaas, hun grafsteê vonden al? Ontzoonde Weduwvrouwe, uwe oogen leken, en 't is te scherp het hertzeer, dat u kwelt; maar, daar men menschenhandelt, in die streken, is 't menschenlevens, dat de vrijheid geldt! Voor één' die viel, zoo zie 'k, in 't land der slaven, er duizenden, hun' ketens afgedaan en kerstenen gedoopt, die naar de graven, waarop heel Vland'ren weent, in beêvaart gaan. Vertroost u, Moeder, God en vroeg voor nieten den diersten schat uws herten u niet; want, hoe meer gij gaaft, hoe meer gij zult genieten, verheugd eens, naast uw kind, in 't vrije Land! April 1893 Vorige Volgende