| |
| |
| |
Aanteekeningen
De bovenstaande zielgedichtjes, op twee of drie naar, wierden gedrukt op doodbeeldekens, en uitgedeeld in de kerke, ter nagedachtenisse van gekende overledenen.
Het gebruik van lijkbeeldekens, - doodsantjes (dood-Sanctjes), doodsentjes, doodsintjes, rouwzantjes, rouwzentjes, rouwzintjes, zarkskes, zerkskes, bidprentjes, gedachtenissen, suffragetjes, briefkens, texten heet men ze ook - wierd ingevoerd onder het ‘heilig ende zalig gedacht’ dat de diptycha, de obituaria, de doodboeken, de grafzerken, en andere gedenkteekens van overledenen, ten gronde ligt.
Gelijk de diptycha vindt men de doodprentjes bij streken op den autaar liggen, bijvoorbeeld tot Neuss, in Westfalenland; tot Iper, tot Gent en elders heet men ze, als of 't afgedrukte zerksteenen waren, zerkskes, zarkskes.
Gelijk de boeken, de boekversierselen en de heiligenbeeldekens, zoo wierden eertijds de doodsantjes met der hand gescreven, zoo men zei, dat is geschilderd. De achtbare Vrouwe E. Van Steenkiste- Van der Meersch, tot Brugge, bezit, onder menige andere, een doodprentje, dat op pergament geschilderd wierd, ter nagedachtenisse van zaliger Mijn Hoogweerdigsten Heer Humbert-Wilhelm a Precipiano, Aartsbisschop van Mechelen, overleden op den 10 Junij 1711.
De naaste doodprentjes, van ouderdoms wegen, zijn van geëtste, gestekene of gesnedene platen gedrukt; de twee oudste die men kent zijn, 't eene, van den 9 Mei 1755, 't andere van den 5 Januarij 1759. Z. Rond den Heerd, 1876, blz. 67 en 72.
De gedrukte doodprentjes van meer als honderd jaar oud zijn meest al Hollandsche, en onder andere, van den volgenden inhoud:
| |
| |
1. | ‘Bid voor de ziel van zaliger de Heer Louis Michel, overleden den 16den December 1758, in Amsterdam.’ |
2. | ‘Bid voor de ziel van zaliger den Heer Willem van Brienen. Overleden den 26sten Januarij MDCCLXX, in Amsterdam. Requiescat in pace.’ |
3. | Bidt voor de ziel van zaliger Barent Woortman, overleden den 26 May 1775, in Amsterdam. Heere, geeft hem de eeuwige Rust. Amen. |
4. | ‘Bidt voor de ziel van zaliger Jacques Joseph de Pret. Overleden den 28 July 1784 in Antwerpen.’ |
5. | ‘Bidt voor de ziel van zaliger vrouwe Cornelia Carolina Josepha De Bosschaert, geboore de Pret, overlede den 20 February 1789, in Antwerpen. R.I.P.’ |
6. | ‘Bid voor de ziel van zaliger vrouwe Joanna Josepha Vermoelen, geboore De Pret. Overlede den 22 Mey 1789, in Antwerpen. R.I.P.’ |
7. | ‘Bid voor de ziele van zaliger den Heere Arnoldus Franciscus Josephus Bruno De Pret. Overleden den 1 Augusti 1797. R.I.P.’ |
8. | ‘Bid voor de ziel van vrouwe Maria Theresia Josepha Moretus, geboren Borrekens. Overleden 5 Mey 1797. R.I.P.’ |
9. | ‘Bid voor de ziel van zaliger vrouwe Maria Agnes Michel, Douariere van zaliger den Heer Jean Philip Gilles. Overleden 31 January 1800, in Amsterdam, R.I.P.’ |
Het zij bemerkt dat M'Her Louis Michel (no. 1) de vader was van Maria Agnes Michel (no. 9), vrouwe van M'Her Jan Philip Gillès, overleden t' Amsterdam 1 Jan. 1800. M'Her Louis Gillès-de Pret, zoon van M'Her Jan Philips Gillès (Amsterdam 22 Nov. 1761 † Hove bij Antwerpen 22 Nov. 1811), was de vader van M'Her Louis Baron Gillès de Pèlichy-de Pèlichy, (Antwerpen 25 Junij 1798 † 29 April 1876), be- | |
| |
graven tot Iseghem 3 Mei 1876; wiens zoon, M'Her Alexander Baron Gillès de Pèlichy van Caloen, geboren tot Antwerpen 17 Dec. 1845, heden ten dage het adellijk slot het Blauwhuis bewoont, tot Iseghem. Zie bl. 213, het stuk Gouden Roozen.
Mevrouwe Gillès de Pret, van Antwerpen, liet, in de jaren 1790 twee prentjes drukken ter zaliger gedachtenisse van Louis XVI en van Marie-Antoinette; ze worden bewaard in de huiscapelle van Alexander Baron Gillès de Pélichy-Van Caloen.
Over Antwerpen kwamen de doodprentjes uit Holland naar Vlanderen; Joufvrouw Marie Therese van Veldriel, van Antwerpen, liet prentjes drukken voor haren echtgenoot, Heer Dominicus Vercruysse, overleden te Kortrijk op den 28 Mei 1805; daar wierden er gedrukt voor haren schoonzoon, Heer Saveris Vercruysse, overleden tot Kortrijk op den 13 December 1805; en eindelijk ook voor haar, wanneer zij kwam te overlijden, tot Kortrijk, op den 7 Febr. 1807.
Tot Brugge wierden er doodprentjes gedrukt ter zaliger gedachtenisse van pastor Jacop Wielmaecker, van de Potterye, schielijk overleden 12 Maarte 1814; ‘van den overleden Eerweêrden en Edelen Heer Charles De Schietere Caprycke, die zijn levensloop heeft besteed tot zaligheyd der zielen en de onderwijzinge der jeugd der stad Brugge. Geboren den 22 September 1762. Priester gewyd ten jare 1787. Ende gestigt heeft eene algemeyne Zondagschoole tot onderwys, zoo voor het geestelyk als tydelyk van boven de 1400 arme en behoeftige kinderen van beyde geslagten... Gestorven den 18 July 1815, in den ouderdom van 52 jaren.’
Op een ander prentje van dien tijd staat er: ‘Naer alles verlaeten te hebben, heeft hij Hem (Jesum) gevolgd. Matth. P. Desiderius Van Huerne van edele
| |
| |
ouders gebooren den 11n February 1780, te Brugge in Vlaenderen. Naer zijne studien zoo tot Douay als tot Loven voltrokken te hebben, is nae Pollockx in wit Rusland vertrokken, en aldaer in de Societeyt Jesu aengenomen en tot Oswalda den 15 April 1816, nog geen priester zijnde, overleden. R.I.P.’
't Oudste doodsantje dat op een landsche prochie spreekt, in de beide Vlanderen, is dat ‘van den hoog edelen Heer Philippus-Josephus-Maria-Ludovicus-Gislenus graeve de Croix en van Moen, Baron van Wynghene, heer van Dadizeele en Moorslede, etc., etc. Overleden te Dadizeele, den 4 Januarius 1820, in den ouderdom van 46 jaren en 6 maanden. R.I.P. God en de menschen aengenaem, wiens gedagtenis is in zegening. Eccli, C. 45, VI.’
Tot in 't jaar 1830 en was 't maar voor de priesters en voor de leden van de aanzienlijkste geslachten dat men doodprentjes uitdeelde: dertig, veertig, vijftig ten hoogsten, en ter gelegentheid van groote uitveerden. Later is 't gebruik algemeender geworden, zoo nochtans dat het uitdeelen van doodprentjes nog altijd blijft gelden als een teeken van welhebbende treffelijkheid.
De vroegste doodprentjes zijn op pergament gedrukt. Tot in 't j. 1830 gaf men nog pergamenten beeldekens aan de naaste en beste vrienden, papierene aan iedereen. Die op geglansd papier gedrukt zijn komen doorgaans uit Oostende, uit Luik of uit Antwerpen.
Op den eenen kant van het doodbeeldeken pleegt een Sanct, een Sanctje, een Heilige, of wel eenen schets uit het heilig Schrift verbeeld te staan; de kwade smaak van Parijs heerschte over die verbeeldingen, van t' halven de jaren 1830 tot 1860, wanneer de zucht naar eigen schoon opkwam en wederom begon de overhand te krijgen.
| |
| |
In steê van Santen en Santinnen, enz., vindt men ook verbeeldingen van de kerke waar de overledene geuit wierd, ofwel 't beeld van den overledene zelve, 't zij in druk, 't zij in lichtprente nagetrokken.
Op den anderen, op den aarkant van 't beeldeken staat soms een zerksteen uitgeprent, met de vier Evangelistenteekens op de hoeken; soms eene kruisgedaantige lijste, soms eene andere. Binnen in die lijste, of ook ongelijkst, staat de zoo gezeide text.
De oudste texten vragen eenvoudiglijk, zonder eenige aanhalinge uit de Schrifture, een gebed voor zaliger zulk of zoo eenen, die overleed... enz. Later wordt daar eene schriftuurplaatse, in 't latijn en in de volkstale, bijgevoegd, b.v.: ‘Timenti Dominum bene erit in extremis. Die den Heere vreest zal wel vaeren in zijn uytersten.’
Naast het vermeerderd, dikwijls kraafsch en ongepast aanhalen der Schrifture, enz. is, sedert 1870, het bijvoegen van eenen gedeeltelijken stam- of geslachtsboom in zwang gekomen, dat eene verbeteringe is.
In Brabant zet men den begraafdag, de zielmissen, en meer andere inlichtingen, op de doodsantjes. Wat de prenten betreft, ze zijn onderworpen aan de goedkeuringe van kanonik Reusens, en Zijne Hoogweerdigheid de Aartsbisschop heeft daarover eenen herderlijken brief doen lezen in al de kerken van 't Mechelsche.
Voor Heere ende Meester Jan Frans De Broyer, S.T.L., geboortig van Buysinghen, bij Halle, en overleden, Pastor zijnde van Moorsel bij Aelst, op den 25 April 1830, wierd een doodprentje gedicht op rijm, en 't is het eerste van dien aard dat in eene kostelijke en wel vertierde verzamelinge van meer als 100.000 stuks te vinden is.
| |
| |
Dit zielgedichtje luidt als volgt:
Stae leêzer!... onder deézen zerk
Ligt 't puyk der Priest'ren van Gods kerk,
Die godsgeleerdheyd gantsch had ingeswolgen:
Wiens slissing, in het zeden-vak,
Hoe zeer het ook vol spitsen stak,
Den bleeken angsteling gerust mogt volgen
Maer ah!!!... die zuyl, die hemel-spoór,
Die weldaed noyt uyt 't oog verloór,
Is t'haestig nog van d'aerd geweéken.
Gy, die hem altyd hebt bemind,
Wil voór de ziel van uwen vriend
Een woord by God ten besten spreeken.
Later maakte de eerweerde Heer D. Cracco, leeraar in 't kleen seminarie tot Rousselaere (en dichter van 't voorgaande?) dit volgend berijmd doodsantje:
Wees gedachtig de ziel van Amandus Bral, geboren te Thielt den 17 April 1814, overleéden in het kleyn Seminarie te Rousselaere den 20 Junius 1833.
O ydelheyd der ydelheden!
Hoe broos is alles hier beneden!
O jongeling, wat is uw roem?
Uw jeugd gelykt de teere bloem.
Een killen mist komt opgevaeren,
En drukt de purperroode blaêren
Der bloem, die frisch ontloóken staet:
En zy verslenst, valt neêr, vergaet.
Zoo viel voor Bral den bloey van 't leéven!
Doch 't dierbaerste is hem bygebleéven,
De Deugd, zyn liefste hertsvriendin.
Met haer trad hy den hemel in.
| |
| |
Twee jaar daarna wierden de zelfste rijmreken, op weinige woorden na, toegepast op een ander, aldus:
‘Bid voor de ziel van d'Heer Petrus Raymondus Lefevere, geboóren te Rousselaere den 6 Mey, en aldaer overleden den 25 Maerte 1835.
O ydelheyd der ydelheden!
Hoe broos is alles hier beneden!
O jongeling, wat is uw roem?
Uw jeugd gelykt de teere bloem.
Een killen mist koómt opgevaeren,
En drukt de purperroode blaeren
Der bloem, die frisch ontloken staet;
En zy verslenst, valt neer, vergaet.
Zoo viel Lefevers bloey van 't leéven!
Maer 't dierbaerste is hem bijgebleéven,
De Deugd, zyn liefste hertsvriendin,
Met haer treéd hy den hemel in.’
Het volgende is waarschijnelijk van de zelfste hand:
Gedagtenis van den deugdzaemen jongeling, Henricus Josephus Van Hecke, leerling der Grammatica in het Kleyn Seminarie te Rousselaere, overleéden te Beveren, zyne geboórte-plaets, in den ouderdom van 21 jaeren.
O jongheyd, die dit leést, denk toch een wyl op hem,
Die 't saem met ons de vrugt der schoone lett'ren plukte,
De wysheyd leerde door de zelve vaderstem,
Maer wien de dood te vroeg aen onze schoól ontrukte.
Van iedereen geliefd, in 't midden zyner jeugd,
Viel hy als eene bloem gescheurd van haeren stengel.
Doch neen! hij was reeds ryp; en zagtjens trok Gods engel
Hem van deéze aerde, en bragt hem in des hemels vreugd.
| |
| |
Nog een leerling van 't kleen Seminarie te Rousselaere maakte, twee jaar later, liggende op zijn sterfbedde, zijn eigen zielgedichtje. 't Was Désiré, de broeder van zaliger den eerweerden Heer De Corte; hij stierf tot Sint-Lievens Hautem, zijn geboortedorp, op den 21 Januarij 1837, oud 21 jaar. Zijn doodprentje luidt aldus:
‘'t Ellendig vleesch alleen kan sterven:
De ziel schiep God voor de eeuwigheyd;
Voor haer heeft hy dit goed bereyd,
Dit hemelsch goed, dat haer de dood doet erven.
Zeg dan, o dood, waer is uw strael?
Waer is, o dood, uw zegeprael,
Daer gy my doet een eeuwig goed verwerven?’
Het gebruik van doodsantjes te laten drukken, van ze uit te deelen binst het ten offeren gaan, van ze in de kerke rond te geven, van ze ten huize te doen bestellen, voor of na de begravinge, enz. is uit de Nederlanden overgegaan naar Engeland, Duitschland, Vrankrijk, America, Italien, Polen, en misschien nog andere landen.
Buiten het nut dat het uitdeelen van doodprentjes heeft, wanneer men 't beschouwt als een werk van liefdadige en stichtelijke godvruchtigheid, kan eene goede verzamelinge zulker gedrukte oorkondschepen alleszins te passe komen bij de lieden die taalgeleerdheid, namenkunde, geslachtkunde, gouwspraakkunde betrachtende zijn.
Tot bewijs van dit zeggen dient het gebeurde op den koopdag van Zaliger K. Kanonik De Ridder, overleden tot Mechelen in 't jaar 1876. Op dien koopdag immers zijn 2500 doodsantjes van overledene Priesters uit het Mechelsche 65 fr. toegeslegen; 2500 van Priesters buiten 't Mechelsche 60 fr.; 2150 van Edelliên 55 fr. Onder de gadinghebbenden was
| |
| |
de zeer eerweerde Heer K. Kanonik Reusens, die hoogde voor de boekenkamer van de hoogschole tot Leuven.
Voor de bovenstaande inlichtingen blijve ik allen dank schuldig aan de dienstveerdige bereidwilligheid van den eerweerden Heer Leopold Slosse, Pastor van Coyghem, den eigenaar en den kundigen zanter van de meer als 100.000 zerkskens of doodbeeldekens, waarvan hooger sprake was. |
|