Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende CXXXV Adolf Goddaert 30 Junij 1889 De lucht weergalme nu en klage 't aan de steenen dat wij ten grave gaan en onzen vriend beweenen, die, als een vader, als een broeder, ons zoo lang geleidde en leeren deed de kunst van spel en zang! De lucht weergalme nu en klage 't aan de stede wat hij voor 't weezenhis en voor de weezen dede, spijts ziekte en ongemak, spijts alle ondankbaarheid, voor 't ouderlooze kind tot elken dienst bereid! [pagina 309] [p. 309] De lucht weergalme nu ... Eilaas, nog korte stonden waar zult gij, vriend Goddaert, waar zult gij zijn geblonden? In 't duister graf? o Neen, ver boven 't duister graf: gij zijt, waar God alreede u rust en vrede gaf. Vorige Volgende